4.2.10 Shovelpositieweergave
Op het dashboard zit een controlelampje (4-5/pijl), dat
aangeeft, wanneer de shovelbodem evenwijdig aan de
ondergrond staat.
AANWIJZING
Als het controlelampje constant brandt, staat de
shovelbodem evenwijdig aan de ondergrond.
4.2.11 Zweefstand
De machine is met een zweefstand uitgerust. Hiertoe moet
de hendel voor werk- en extra hydrauliek(4-12/1) over zijn
drukpunt tot in de voorste stand gedrukt worden. In deze
stand is de hendel ingeklikt en kan door tegengestelde
bediening weer uitgeklikt worden.
GEVAAR
De zweefstand mag alleen in de onderste
shovelarmpositie ingeschakeld worden.
4.2.12 Hefinrichtingsvering
Bij het verrijden van de machine over een grotere afstand,
vooral met gevulde bak, is het doelmatig, de hefinrichtings-
vering (4-6/pijl) in te schakelen, om het „opspringen" van de
machine te verminderen. Dit is belangrijker naarmate het
terrein ongelijker is en de snelheid hoger.
4.2.13 Buisbreukbeveiliging
Aan de hefcilinder en aan de kiepcilinder is aan de
onderzijde een buisbreukbeveiligingsventiel ingebouwd.
Bij buis- en/of slangbreuk in de hef- en/of kiepinstallatie
worden de bewegingen van de shovelarm of die van het
kiepstangenstelsel geblokkeerd tot de schade is verholpen.
ST900
(SA)
(SA)
Beschrijving
Afbeelding 4-5
Afbeelding 4-6
4
4-5