7.1.1.2 Wegslepen van de telescooplader bij
uitgevallen rijaandrijving
(1) Tuimelschakelaar voor noodknipperlichtinstallatie
(4-11/4) bedienen.
(2) Telescoop geheel inschuiven (4-13/5).
(3) Rijschakelaar (4-13/3) in „0"-stand zetten.
AANWIJZING
De voorbereidingswerkzaamheden van punt (6),
(7), (9) en (10) moeten alleen worden uit-
gevoerd, als de bergingsplek zich niet op de
openbare weg bevindt:
(4) Parkeerrem (4-14/2) aantrekken.
(5) Omschakelhendel voor besturing in stand „achterwiel-
besturing" schakelen (hoofdstuk 5.5).
ATTENTIE
Als de bergingsplek zich op een helling bevindt, moeten
als extra beveiliging naast de aangetrokken parkeer-
rem beide wielen van de vooras met spieën aan de
aflopende zijde tegen wegrijden worden beveiligd.
(6) De scherpe bakrand en de tanden met de bakbeveili-
ging afdekken (5-4/pijl).
(7) Stekker van de bakbeveiliging in de contactdoos
steken (5-5/pijl).
(8) Telescooparm omhoog brengen en mechanisch
ondersteunen [bv. door plaatsen van de telescooparmsteun
(speciale uitvoering) (1-1/pijl)] en telescooparm tot op de
telescooparmonderstutting laten zakken.
(9) Tuimelschakelaar uitschakeling bedieningsdruk
(4-12/2) „boven" bedienen.
(10) Zwenkmechanisme door inleggen van de blokkeer-
spie in de zwenkblokkering blokkeren (1-3/pijl).
(11) Sleepstang aan de weg te slepen machine (7-2/pijl) en
aan het trekkende voertuig aanbrengen.
ATTENTIE
De machine is aan de voorzijde niet voorzien van
een rangeer- en wegsleepkoppeling en mag
daarom alleen achterwaarts worden weggesleept.
(12) De hydrostatische rijaandrijving voor het wegslepen op
vrije oliecirculatie schakelen. Hiertoe moet het wissel-
ventiel (7-3/1) met een inbussleutel (sleutelwijdte 8) naar
links tot aan de aanslag (7-3/2) worden uitgedraaid.
AANWIJZING
- Na het wegslepen wisselventiel (7-3/1) weer
indraaien.
- De rijaandrijving bevindt zich in de motorruimte
aan de linkerzijde van de machine.
ST900
Repareren, slepen, sjorren
en takelen
7-5
7