Pagina 1
GEBRUIKSHANDLEIDING TELESCOOPLADER AS 900tele AZ 95tele MECALAC Baumaschinen GmbH Am Friedrichsbrunnen 2 D-24782 Büdelsdorf Telefon 04331/351-325 Internet: www.mecalac.de Telefax 04331/351404 E-Mail: info@mecalac.de...
Pagina 2
Meld u aan als eindklant onder vermelding van het FIN-nummer (voertuigidentificatie- nummer) van uw MECALAC. Als u reeds een MECALAC-machine bezit, kunt u deze reserveonderdelendocumentatie eveneens hier inzien. Hiertoe kunt u het FIN-nummer van dit apparaat invoeren.
Inhoudsopgave Inleiding Voorwoord MECALAC zwenkladers, telescoopladers, knikladers en voorladers zijn producten uit het omvangrijke productenpalet van de MECALAC bouwmachines voor de meest uiteenlopende toepassingen. Een ervaring van tientallen jaren bij de bouw van grondverzetmachines en omvangrijke extra programma’s, moderne constructie- en fabricageprocedés, zorgvuldige tests en de allerhoogste kwaliteitseisen garanderen de betrouwbaarheid van uw MECALAC wiellader.
Veiligheidsvoorschriften Fundamentele veiligheidsaanwijzingen Waarschuwingsaanwijzingen en symbolen In de gebruikshandleiding worden de volgende aanduidingen resp. tekens gebruikt voor bijzonder belangrijke informatie: AANWIJZING Speciale informatie over het economischgebruik van de machine. ATTENTIE Speciale informatie resp. ge- en verboden ter voorkoming van schade. GEVAAR Informatie resp.
Veiligheidsvoorschriften 1.3.2 Naast de gebruikshandleidingen (machine en motor) moeten algemeen geldende wettelijke en verdere verplichte regelingen ter voorkoming van ongevallen (vooral de Duitse UVV van de industriële ongevallenver- zekeringen - VBG 40) en voor bescherming van het milieu worden opgevolgd en voorgeschreven! Uiteraard dienen ook de geldende verkeersregels te worden nageleefd.
Veiligheidsvoorschriften Deze personen moeten bovendien: - 18 jaar of ouder zijn, - lichamelijk en geestelijk geschikt zijn, - geïnstrueerd zijn over het gebruik of onderhoud van de machine en tegenover de ondernemer bewezen hebben, over relevante kennis en vaardigheden te beschikken - de indruk maken, dat hen deze taken kunnen worden toevertrouwd.
Pagina 13
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.10 Aanbouwapparaten e.d. mogen niet gebruikt worden, om personen te vervoeren! 1.5.1.11 De bestuurder mag pas aan het werk gaan, als er binnen de gevarenzone geen mensen meer aanwezig zijn. De gevarenzone is de omgeving van de machine, waarbinnen personen gewond kunnen raken door bv.: - bewegingen van de machine, - aanbouwapparaten en werkinrichtingen, - heen en weer zwaaiende lading,...
Pagina 14
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.22 Als begeleiders komen alleen betrouwbare personen in aanmerking. Ze moeten voor het begin van de werkzaamheden worden geïnstrueerd over hun taken. 1.5.1.23 Begeleider en bestuurder moeten bepaalde tekens afspreken. Deze mogen alleen door hen worden gebruikt. 1.5.1.24 Begeleiders moeten goed herkenbaar zijn bv. door hun kleding.
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2 Speciale werkzaamheden in het kader van het gebruik van de machine en verhelpen van storingen tijdens het werk; afvoer van afvalstoffen 1.5.2.1 Handel volgens de in de gebruikshandleidingen (machine en motor) beschreven voorschriften met betrekking tot instel-, onderhouds- en inspectie- werkzaamheden en -intervallen.
Pagina 16
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2.11 Bij hefwerktuiggebruik mogen beladers de hijsarm alleen vanaf de zijkant benaderen en pas nadat zij toestemming van de bestuurder hebben gekregen. De bestuurder mag pas toestemming geven, als de machine stilstaat en de werkinrichting niet bewogen wordt. 1.5.2.12 Personen, die de lading begeleiden en de beladers moeten zich binnen het gezichtsveld van de bestuurder bevinden of rechtstreeks spreekcontact met hem hebben.
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2.24 De machine moet 1x per jaar door een deskundige worden gecontroleerd. Hij moet bovendien afhankelijk van de inzet- en de bedrijfsomstandigheden naar behoefte door een deskundige worden gecontroleerd. 1.5.2.25 De testresultaten moeten op schrift worden gesteld en minstens tot de volgende controle worden bewaard. Aanwijzingen in verband met bijzon- dere soorten van gevaren 1.6.1...
Veiligheidsvoorschriften 1.6.1.4 Werkzaamheden aan elektrische installaties of materialen mogen uitsluitend uitgevoerd worden door een elektricien of door geïnstrueerde personen onder leiding en toezicht van een elektricien onder inachtneming van de elektrotechnische regels. 1.6.1.5 De elektrische installatie van een machine moet regelmatig gecontroleerd/getest worden.
Veiligheidsvoorschriften 1.6.4.3 Wees voorzichtig bij de omgang met remvloeistof en accuzuur. GIFTIG EN BIJTEND! 1.6.4.4 Wees voorzichtig bij de omgang met brandstof. BRANDGEVAAR! - Zet voor het tanken de motor af en haal de sleutel uit het contactslot. - Tank geen brandstof in een afgesloten ruimte. - Tank nooit brandstof in de nabijheid van open vuur of vonken.
Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsaanwijzingen voor de ondernemer of zijn leidinggevend personeel 1.8.1 Organisatorische maatregelen 1.8.1.1 Wij maken u er uitdrukkelijk op attent, dat niet door ons geleverde originele onderdelen en toebehoren ook niet door ons zijn gecontroleerd en vrijgegeven. De inbouw en/of het gebruik van zulke producten kan daarom eventueel constructief bepaalde eigenschappen van uw machine negatief wijzigen en daardoor de actieve en passieve rijveiligheid nadelig beïnvloeden.
Pagina 22
Aanwijzings- en symboolplaatjes ACHTUNG! ATTENTIE! Baumaschinen GmbH LET OP D-24782 Büdelsdorf Besturing is alleen bij lopen- ATENCIÓN Betriebserlaubnis Nr. Fahrzeug Identifi- de motor bedrijfsklaar! zierungs Nr. (FIN) Mineralöl verwenden zul. Gesamtgewicht Minerale olie gebruiken zul. Achslast vorn Utilizar aceite mineral zul.
Pagina 23
Aanwijzings- en symboolplaatjes 2 Plaatje: ATTENTIE! - Minerale olie gebruiken - DIN 51524-HVLP 46 - ISO VG 46 VI > 180 Plaatje: ATTENTIE! - Besturing is alleen bij lopende motor bedrijfsklaar! Symboolplaatje: Joystick a) Rijschakelaar (4-13/3) - Rijrichting - vooruit achteruit b) Extra hydrauliek (4-13/6): 2e circuit - Verstelwiel naar voren draaien:...
Het aantal diefstallen van bouwmachines is in de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Om het snellere terugvinden resp. identificeren door de onderzoeksinstanties (bv. recherche, douane) mogelijk te maken, zijn MECALAC-bouwmachines voorzien van de volgende herkenningstekens: Herkenningstekens op de machine (1) Het typeplaatje machine (3-1/pijl). Het plaatje bevat naast andere gegevens ook het FIN-nummer (voertuig- identificatienummer) van 17 tekens, beginnend met W09.
Beveiliging tegen diefstal Startonderbrekingen 3.3.1 Elektronische startonderbreking met transponder (SU) 3.3.2 Startonderbreking codeerbaar (SU) De „startonderbreking codeerbaar“ is een elektronische startonderbreking, die belangrijke voertuigfuncties buiten bedrijf stelt. Door de invoer van een code wordt een digitaal codeslot geactiveerd, dat deze voertuigfuncties mogelijk maakt. Deze code kan bestaan uit een getallencombinatie, die kan worden gewijzigd, zo vaak men wil.
Beschrijving Machine 4.2.1 Zwenksysteem en asstabilisering Door een separate tandwielpomp worden via een stuur- ventiel twee enkelvoudig werkende zwenkcilinders gevoed. De draaistoel is via een kettingaandrijving met de cilinders verbonden en daardoor absoluut vrij van speling. De zwenk- beweging kan zonder wederzijdse beïnvloeding gelijktijdig met de hefbeweging van de telescooparm plaatsvinden.
Beschrijving 4.2.4 Stuurinrichting De hydrostatische stuurinrichting wordt via een prioriteits- ventiel door een tandwielpomp gevoed. Met geringe krachts- inspanning aan het stuurwiel wordt de oliestroom via een stuureenheid in de stuurcilinders geleid. Via een omschakelventiel kan tussen besturing op alle wielen en achterwielbesturing en hondengang resp.
Beschrijving 4.2.10 Shovelpositieweergave Op het dashboard zit een controlelampje (4-5/pijl), dat aangeeft, wanneer de shovelbodem evenwijdig aan de ondergrond staat. AANWIJZING Als het controlelampje constant brandt, staat de shovelbodem evenwijdig aan de ondergrond. 4.2.11 Zweefstand De machine is met een zweefstand uitgerust. Hiertoe moet de hendel voor werk- en extra hydrauliek(4-12/1) over zijn Afbeelding 4-5 drukpunt tot in de voorste stand gedrukt worden.
Beschrijving 4.2.18 Uitrusting 4.2.18.1 Cabine Royale ROPS-panoramacomfortcabine met twee afsluit- bare zijportieren voor een volwaardige in- en uitstapmoge- lijkheid aan beide zijden. De grote portieren kunnen 180° worden geopend en binnen de machinecontour op twee plaatsen worden vastgezet (spleet of 180°). Getinte ruiten, parallel lopende voorruitwisser voor maximale wisveld- grootte, achterruitwisser, ruitensproeier voor en achter, volledig verwarmde achterruit, twee grote inklapbare...
Pagina 35
Beschrijving (10) Wielmoeren geheel losdraaien en verwijderen. (11) Machine iets laten zakken met de krik, tot de wielbouten vrij zijn. (12) Wiel door heen en weer bewegen van de wielnaaf afdrukken, wiel afnemen en opzij rollen. (13) Nieuw wiel op planeetas schuiven. AANWIJZING - Let op de profielstand.
Beschrijving Bedieningselementen 1 - Pedaal voor zwenken 2 - Pedaal voor inching AANWIJZING In de laatste pedaalweg als rem werkend. 3 - Stuurkolomschakelaar - Naar voren: Knipperlicht rechts - Naar achteren: Knipperlicht links - Naar beneden - Dimlicht - Midden - Grootlicht - Naar boven - Lichtclaxon...
Pagina 37
Beschrijving 1 - Versnellingen - 2e transmissietrap - 1e transmissietrap - Alpha max. (symbool schildpad) 2 - Bediening extra hydrauliek 1e circuit: - Schakelaar boven bedienen: - Aanbouwapparaat vergrendelen - 4-in-1-bak sluiten - Schakelaar beneden bedienen: - Aanbouwapparaat ontgrendelen » In combinatie met 4-10/7 « - 4-in-1-bak openen 3 - Rijschakelaar: vooruit/0/achteruit 4 - Bediening voor differentieelblokkering (SA)
Beschrijving Transmissieschakeling 4.6.1 Langzame loper » 20 km/h « Bij de langzame loper kan tussen de hydraulische rijtrappen „I“ (Alpha max.) en „II“ gekozen worden (4-13/1). Snelheidsbereik in rijtrap „I“ (Alpha max.) 0 tot 5 km/h Rijtrap „II“ 0 tot 20 km/h Op het multifunctionele paneel (4-16) brandt bij beide rijtrappen het controlelampje van transmissietrap „I“...
Bediening Bediening Controles voor inbedrijfstelling - Motoroliepeil (hoofdstuk 8.2.1.1) - Peil van de hydrauliekolie - Brandstofvoorraad - Bandenspanning - Profieldiepte - Peil van de accuvloeistof - Verlichtingssysteem - Spiegelinstelling - Instelling van de bestuurdersstoel - Beveiliging van het zwenksysteem (1-3/pijl) eventueel verwijderen »...
Bediening 5.2.2 Winterbedrijf ATTENTIE Bij buitentemperaturen onder het vriespunt moet de machine, ter vermijding van schade aan bepaalde componenten, afhankelijk van de omgevingstemperatuur „warmgedraaid“ worden. Hiertoe moeten alle cilinders (hef-, kiep-, compensatie- en zwenkcilinder) in de stationaire stand van de machine enige tijd (afhankelijk van de omgevingstemperatuur) worden bediend.
Bediening 5.2.2.4 Anti-vriesmiddel voor ruitensproeier ATTENTIE Als er temperaturen onder 0°C worden verwacht, moet het water voor de ruitensproeier (5-3/pijl) tijdig van voldoende anti-vriesmiddel worden voorzien, om ijsvorming te vermijden. Informatie van de fabrikant over de mengverhouding in acht nemen. 5.2.3 Rijden op de openbare weg ATTENTIE...
Bediening (4) Stekker van de bakbeveiliging in de contactdoos steken (5-5/pijl). (5) Verlichting controleren. (6) Beide portieren sluiten. GEVAAR - Als de hendel voor besturingssoort in stand „achterasbesturing“ staat, brandt het controle- lampje (4-16/6) continu. - Rijden op de openbare weg met gevulde bak is verboden.
Bediening AANWIJZING - Om de volledige capaciteit te kunnen benutten, is een goede afstemming van aandrijving en werkhydrauliek noodzakelijk. De regeling van de beschikbare krachten geschiedt door de bestuurder afhankelijk van de inzetomstandig- heden via gaspedaal, inching en de hendel voor werkhydrauliek.
Bediening Buiten bedrijf stellen 5.3.1 Machine wegzetten (1) Op stevige ondergrond stoppen, bij voorkeur niet op een helling. (2) Zet de bak resp. de aanbouwdelen op de grond. (3) Rijschakelaar (4-13/3) in „0“-stand zetten. (4) Parkeerrem (4-14/2) aantrekken. GEVAAR Als het parkeren op een helling onvermijdelijk is, moeten als extra beveiliging naast de aangetrokken parkeerrem voor de wielen van de vooras aan de aflopende zijde spievormige blokken...
Bediening Instellen van de bestuurdersstoel ATTENTIE - De bestuurdersstoel mag alleen bij stilstaande machine worden ingesteld. - Bevestigings- en sluitonderdelen van tijd tot tijd controleren. 5.4.1 Grammer-stoel (1) Gewichtsinstelling: Het gewicht van de bestuurder moet bij onbelaste bestuurdersstoel door draaien van de gewichtinstelhendel ingesteld worden.
Pagina 53
Bediening (4) Armsteunen: De armsteunen kunnen indien gewenst naar achteren geklapt en in hoogte individueel aangepast worden. Voor het verstellen van de armsteunhoogte wordt het ronde klepje (5-12/pijl) uit de afdekking gehaald. De zeskantmoer (sleutelwijdte 13 mm) losdraaien, arm- steunen in gewenste stand brengen en moer weer vast- draaien.
Bediening 5.4.2 KAB-stoel (1) Instelling stoelhelling (5-15/1): De helling van de zitting in lengterichting kan individueel worden aangepast. Voor het instellen van de helling de rechtertoets (5-15/1) omhoogbrengen. Door gelijktijdig be- of ontlasten van de zitting gaat deze naar de gewenste positie. (2) Instelling stoeldiepte (5-15/2): De stoeldiepte kan individueel aangepast worden.
Bediening Besturing omschakelen ATTENTIE Het omschakelen van de besturing (5-18/pijl) mag alleen plaatsvinden bij stilstaande machine. De rijrichtingschakelaar (4-13/3) moet in de „0“- stand staan. De volgende stuursoorten kunnen worden gekozen: - Linkerstand - Besturing op alle wielen - Middenstand - Achterasbesturing - Rechterstand - Hondengang AANWIJZING...
Pagina 56
Bediening 6.) Omschakelen van » hondengang « in » besturing op alle wielen «: AANWIJZING: Direct omschakelen van » hondengang « in » besturing op alle wielen « mag niet, maar moet plaatsvinden via de tussenstap » achterasbesturing «: 6.1) Beschrijving van punt 4.) uitvoeren en in acht nemen 6.2) Beschrijving van punt 2.) uitvoeren en in acht nemen 5-12 ST900...
Aanbouwapparaten Aanbouwapparaten Aan- en afbouw van aanbouw- apparaten zonder hydraulische aansluiting 6.1.1 Standaard-/lichtgoedbak Aanbouw (1) Telescooparm in rechtuitstand brengen, neerlaten en snelwisselsysteem op uitkiepen. (2) Machine naar bak rijden (6-1). (3) Hef de bak met het snelwisselsysteem op, kantel intussen het snelwisselsysteem achterover en hef de bak Afbeelding 6-1 zover op, tot het snelwisselsysteem aansluit (6-2).
Aanbouwapparaten 6.1.2 Palletvorkbord AANWIJZING Montage en demontage gebeurt op dezelfde manier als de montage en demontage van de standaard/lichtgewichtbak (zie 6.1.1). GEVAAR - De beide pennen van het snelwisselsysteem moeten zich aan beide kanten in de opnamegaten van de palletvorkbordophanging bevinden en aan de zijkanten duidelijk zichtbaar uitsteken (6-4/2).
Aanbouwapparaten - Lastindicatie (4-7) in de gaten houden (hoofdstuk 4.2.16)! - Als een van de rode controlelampjes gaat branden, telescoop inschuiven en eventueel zwenksysteem in rechtuitstand zwenken. - Als een van de rode controlelampjes nog steeds brandt, moet de lading direct weer worden neergezet of de lading moet worden verminderd.
Pagina 61
Aanbouwapparaten GEVAAR - De beide pennen van het snelwisselsysteem moeten zich aan beide kanten in de opname- gaten van de bakophanging bevinden en aan de zijkant duidelijk zichtbaar uitsteken (6-9/pijl). - Voor begin van de werkzaamheden controleren, of de zwenkbegrenzing geactiveerd is. Hiertoe moet de tuimelschakelaar (4-20/5) boven bediend en vergrendeld zijn.
Pagina 62
Aanbouwapparaten Inzetaanwijzingen voor de 4-in-1-bak De 4-in-1-bak kan worden gebruikt voor: - afschillen (6-11) Afbeelding 6-11 - afgraven (6-12) Afbeelding 6-12 - grijpen (6-13) en - voor uitgraven. Afbeelding 6-13 ST900...
Aanbouwapparaten Monteren en demonteren van achteraanbouwapparaten 6.3.1 Achteraanbouwplaat AANWIJZING De achteraanbouwplaat is bijvoorbeeld geschikt voor het monteren van een zout- of zandstrooier. ATTENTIE - Machine op een vlakke stabiele ondergrond zetten. - Het monteren en demonteren bij horizontaal staande machine en telescooparm in de onderste stand uitvoeren.
Aanbouwapparaten Gebruik van verdere aanbouwapparaten GEVAAR 1. Alleen de in deze gebruikshandleiding beschreven aanbouwapparaten mogen worden gebruikt. 2. Wij maken u er uitdrukkelijk op attent, dat niet door ons geleverde aanbouwapparaten ook niet door ons zijn gecontroleerd en vrijgegeven. Het gebruik van zulke producten kan daarom eventueel door de constructie bepaalde eigenschappen van uw machine negatief wijzigen...
Repareren, slepen, sjorren en takelen Bergen, wegslepen, vastsjorren, optakelen Bergen, wegslepen, vastsjorren 7.1.1 Bergen/wegslepen van de telescoop- lader bij uitgevallen motor of uitgevallen rijaandrijving ATTENTIE De telescooplader mag niet worden aangesleept. Iedere aansleeppoging veroorzaakt schade. GEVAAR Bergingsplek op de openbare weg beveiligen. AANWIJZING - Wegslepen is alleen toegestaan voor het vrij- maken van de werkplek of de openbare weg.
Pagina 67
Repareren, slepen, sjorren en takelen (8) Stekker van de bakbeveiliging in de contactdoos steken (5-5/pijl). (9) Bedieningshendel voor werkhydrauliek (4-12/1) over zijn drukpunt tot in zijn voorste positie drukken (zweef- stand). (10) Contact inschakelen (4-12/5). (11) Met geschikt hefwerktuig, bv. met tweede telescoop- lader met aangebouwde bak, telescooparm van de weg te slepen telescooplader zover omhoogbrengen, dat bij de weg te slepen machine een mechanische telescooparm-...
Pagina 68
Repareren, slepen, sjorren en takelen (18) Veerremcilinder lossen. - Aan beide zijden van de as de vastzetschroeven (7-4/1) losdraaien. - In volgorde (A, B, C) de stelschroeven (7-4/2) voor het lossen van de rem 1/2 slag inschroeven, tot het weerstandsmoment duidelijk wordt verhoogd (in totaal 4 tot 5 slagen).
Repareren, slepen, sjorren en takelen 7.1.1.2 Wegslepen van de telescooplader bij uitgevallen rijaandrijving (1) Tuimelschakelaar voor noodknipperlichtinstallatie (4-11/4) bedienen. (2) Telescoop geheel inschuiven (4-13/5). (3) Rijschakelaar (4-13/3) in „0“-stand zetten. AANWIJZING De voorbereidingswerkzaamheden van punt (6), (7), (9) en (10) moeten alleen worden uit- gevoerd, als de bergingsplek zich niet op de openbare weg bevindt: (4) Parkeerrem (4-14/2) aantrekken.
Repareren, slepen, sjorren en takelen (13) Eventueel spieën verwijderen. (14) Parkeerrem (4-14/2) lossen. GEVAAR - De machine met draaiende motor stapvoets (2 km/u) wegslepen. - De sleepafstand mag maximaal 1 km bedragen. - Bij een langere wegsleepweg moet de defecte machine worden opgeladen (voor sjorpunten zie 7-5/pijlen en 7-6/2).
Onderhoud Onderhoud Onderhoudsaanwijzingen GEVAAR - De motor moet zich in stilstand bevinden. - Bij werkzaamheden onder de telescooparm, - moet de bak worden geledigd resp. het aanbouwapparaat worden ontlast, - moet de telescooparm mechanisch worden ondersteund [bv. door inleggen van de shovelarmsteun (SA) (1-1/pijl)], - moet de hendel voor werk- en extra hydrauliek worden beveiligd (tuimelschakelaar 1-2/pijl...
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden 8.2.1 Controlewerkzaamheden motor 8.2.1.1 Oliepeilcontrole motor ATTENTIE Het motoroliepeil moet om de 10 bedrijfsuren gecontroleerd worden. (1) Machine op een vlakke, stevige ondergrond neerzetten en motor afzetten. (2) Korte tijd wachten. Motorkap openen en oliepeilstok (8-2/pijl) uittrekken. Afbeelding 8-2 (3) Oliepeil controleren.
Onderhoud 8.2.1.3 V-snaar controleren AANWIJZING De algemene toestand van de V-snaar (8-5/pijl) moet om de 10 bedrijfsuren op beschadigingen, scheuren enz. gecontroleerd worden. Indien nodig, V-snaar vervangen. 8.2.1.4 V-snaarspanning controleren. AANWIJZING De V-snaarspanning moet om de 1000 bedrijfsuren gecontroleerd worden. Bij een correcte V-snaar- Afbeelding 8-5 spanning mag de doorhang bij het langste rechte stuk (8-5/pijl) maximaal 5-8 mm bedragen.
Onderhoud 8.2.2.2 Planetaire tandwieloverbrenging (1) Machine zo verrijden, dat de markeringslijn „OIL LEVEL“ horizontaal staat en de afsluitplug zich daarbij rechts boven deze markeringslijn bevindt (8-7/pijl). (2) Afsluitplug uitdraaien. AANWIJZING - Olie moet tot het gat van de afsluitplug staan. - Eventueel uitlopende olie opvangen.
Onderhoud 8.2.2.4.2 Verdeelbak/verdeeldifferentieel » Snellopers « (1) Afsluitplug uit transmissiebehuizing (8-10/pijl) draaien. AANWIJZING - Eventueel uitlopende olie opvangen. - Olie moet tot het gat van de afsluitplug staan. - Eventueel olie via controle- en vulopening (8-10/pijl) gieten, tot het voorgeschreven oliepeil bereikt is.
Onderhoud AANWIJZING Als er alleen nog heldere brandstof uit de aftapplug loopt, is het waterafscheiderventiel gespoeld. (3) Aftapplug (8-12/2) weer dichtdraaien. ATTENTIE De aftapplug alleen handvast aandraaien, om de schroefdraad niet kapot te maken. 8.2.4.2 Brandstoffilter vervangen Afbeelding 8-13 ATTENTIE Het brandstoffilter moet om de 500 bedrijfsuren resp.
Onderhoud 8.2.4.3 Brandstofvoorfilter reinigen/vervangen ATTENTIE Brandstofvoorfilter naar behoefte reinigen. Minstens na 500 bedrijfsuren resp. om de 6 maanden moet het samen met het brandstoffilter worden vervangen. GEVAAR Brandstof is ontvlambaar! Bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem zijn geen sigaretten, open vlammen of verdere ontvlambare veroorzakers toegestaan.
Onderhoud ATTENTIE Afgewerkte olie controleren: - Zwarte zeer dunne olie duidt op een verdunning door brandstof. - Melkachtige olie duidt op een vermenging met koelvloeistof. De voorgeschreven olieverversingsintervallen aanhouden, om de kwaliteit van de olie te garanderen. ATTENTIE Opgevangen „afgewerkte olie“ milieuvriendelijk afvoeren! Afbeelding 8-17 (8) Afdekkapje op olie-aftapventiel schroeven.
Onderhoud (5) De afdichting van het nieuwe motoroliefilterelement met schone motorolie smeren. (6) Het nieuwe filterelement opschroeven en met een halve slag aandraaien (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen). ATTENTIE Het filter niet te vast aandraaien, om de schroefdraad niet te vervormen en de afdichting niet te beschadigen! (7) Motor kort laten lopen.
Onderhoud AANWIJZING - Gegevens over de oliehoeveelheid staan in het onderhoudsschema (hoofdstuk 8). - Na enige minuten, als het oliepeil gedaald is, olie bijvullen, tot het voorgeschreven peil bereikt is en constant blijft. - Het asontluchtingsventiel (8-24/pijl) moet schoon zijn. (5) Afsluitplug (8-23/1) weer indraaien.
Onderhoud 8.2.7.4.2 Verdeelbak/verdeeldifferentieel » Snelloper « (1) Olie-opvang met voldoende inhoud eronder zetten. (2) Draai de afsluitpluggen uit de transmissiebehuizing (8-27/1 en 8-27/2) en laat de olie uitlopen. ATTENTIE Opgevangen „afgewerkte olie“ milieuvriendelijk afvoeren! (3) Draai de afsluitplug (8-27/2) weer in met een nieuwe afdichtring.
Onderhoud (4) Afsluitdop van slang trekken. (5) Hydrauliekolie in de opvang laten lopen. ATTENTIE Opgevangen „afgewerkte olie“ milieuvriendelijk afvoeren! (6) Aftaphulpstuk met slang afschroeven en afsluitdop op slang zetten. AANWIJZING Als de machine niet is voorzien van een olieaftapventiel, moet de olie-aftapplug weer worden ingeschroefd.
Onderhoud (3) Met een lichte draaibeweging filterscheidingsplaat (8-32/3) met aanhangend filterelement (8-32/5) en filterpot (8-32/6) uittrekken. ATTENTIE - Bij het uitnemen van de scheidingsplaat en het filterelement aflopende resp. afdruipende hy- drauliekolie opvangen. - Vervangen hydrauliekoliefilterelement en O- ringen milieuvriendelijk afvoeren. (4) Uitgetrokken eenheid in filterscheidingsplaat, filter- element en filterpot scheiden.
Onderhoud (4) Filterpatroon reinigen. ATTENTIE - Voor het reinigen moet een buis met een ca. 90° gebogen einde op het druk- luchtpistool gezet worden. Deze moet zo lang zijn, dat hij tot op de bodem van de patroon komt. Patroon met droge druk- lucht (maximaal 5 bar) door op- en neer- gaande bewegingen van de buis in de patroon zo lang van binnen naar buiten...
Onderhoud (2) Zegel van de veiligheidspatroon (8-36/pijl) bv. met een schroevendraaier van het midden naar buiten doorstoten en beide lussen naar boven trekken. (3) Veiligheidspatroon aan beide lussen pakken, door lichte draaibewegingen uittrekken en samen met de filterpatroon (die nu eveneens vernieuwd moet worden) door een nieuwe patroon vervangen.
Onderhoud 8.2.13 Starteraccu vervangen AANWIJZING De starteraccu is onderhoudsvrij volgens DIN 72311 deel 7 en bevindt zich in de motor- ruimte aan de rechterzijde van de machine. (1) Motorkap openen. (2) Achterste rechterkunststofafdekking (8-39/1) demon- teren. Hiervoor moet de knip (8-39/2) geopend worden en de afdekking iets omhoog worden gehaald, zodat de rubberen buffers (8-39/3) vrij zijn.
Onderhoud (4) Accuhoofdschakelaar (8-42/1) losnemen. (5) Bevestigingsschroef (sleutelwijdte 13) (8-42/2) van de accuhouder losdraaien en verwijderen. (6) Aansluitpolen van de accu losnemen (sleutelwijdte 13) en afnemen. GEVAAR Altijd eerst de minpool, dan de pluspool losmaken. Bij het bevestigen in omgekeerde volgorde te werk gaan.
Onderhoud (4) Met speciaal gereedschap (voelmaatje of controle- doorn met een controlemaat van 4,08 mm) (8-45/1) de afstand tussen de tegenschijven (8-45/2 en 8-45/3) bij beide controleopeningen controleren. AANWIJZING Als het speciale gereedschap (8-45/1) niet tussen de beide tegenschijven (8-45/2 en 8-45/3) kan worden geschoven, zijn de remvoeringen te zeer versleten en moeten worden vervangen.
Onderhoud 8.3.2 Telescooparm AANWIJZING De smeerpunten van de telescooparm moeten om de 50 bedrijfsuren worden gesmeerd. ATTENTIE Onder moeilijke bedrijfsomstandigheden, in een stoffige omgeving of bij vochtigheid moet de vetsmering om de10 bedrijfsuren resp. dagelijks gebeuren. - Zwenksysteem/telescooparm (8-48/pijl) Afbeelding 8-48 - Zwenksysteem/telescooparm (8-49/pijl) Afbeelding 8-49 - Pen van de compensatiecilinder aan de stangzijde...
Pagina 94
Onderhoud - Pen van de kiepcilinder onderkant (8-51/pijl) Afbeelding 8-51 - Pen van de kiepcilinder aan de stangzijde (8-52/pijl) Afbeelding 8-52 - Pen van de hefcilinder aan de stangzijde (8-53/pijl) Afbeelding 8-53 8-22 ST900...
Onderhoud - Pen kiepstang (8-57/pijlen) Afbeelding 8-57 8.3.3 Kogeldraaiverbinding (8-58/pijlen) De vetvulling moet wrijving vermijden, afdichten en tegen corrosie beschermen. Daarom het lager om de 10 bedrijfs- uren rijkelijk bijsmeren, tot er vet uittreedt. Bij het smeren van de kogeldraaiverbinding telescooparm in trappen van telkens 20°...
Onderhoud 8.3.5 Fuseepen achter ATTENTIE - De fuseepen achter (8-60/pijl) moet om de 10 bedrijfsuren of wekelijks worden gesmeerd. - Voor het smeren van de fuseepen achter moet de achteras worden ontlast. Afbeelding 8-60 8.3.6 Vooras ATTENTIE De fuseepennen moeten om de 10 bedrijfsuren of wekelijks worden gesmeerd.
Onderhoud 8.3.8 4-in-1-bak ATTENTIE De lagerpennen van de 4-in-1-bak moeten om de 10 bedrijfsuren worden gesmeerd. AANWIJZING - De pennen (8-63/pijlen) moeten aan beide zijden van de 4-in-1-bak gesmeerd worden. Afbeelding 8-63 - De pen (8-64/pijl) moet aan beide kanten van de 4-in-1-bak gesmeerd worden.
Pagina 102
10 Schakelschema's Feuille/Pos. Désignation 2-4/1 Fusible (F11): Feu stop (5,0 A) 2-4/2 Fusible (F5): Organe de translation, direction (20,0 A) 2-4/3 Relais (K10): Interruption d’organe de translation 2-4/4 Relais (K12): Alpha maxi 2-4/5 Relais (K13): Adaptation de puissance : en avant 2-4/6 Relais (K14): Adaptation de puissance : en arrière...
11 Technische gegevens (toestel) Technische gegevens AANWIJZING De technische gegevens hebben betrekking op de banden 16/70-20 MPT-04. 11.1 Machine - Hoogte 2.827 mm - Breedte - over buitenkant banden 2.064 mm - over standaardbak 2.100 mm - Wielbasis 2.085 mm - Spoor 1.685 mm - Bedrijfsgewicht zonder aanbouwapparaat...
Technische gegevens (toestel) 11 Uitvoering „40 km/h“ 1e transmissietrap - Rijtrap I 0..5 km/h - Rijtrap II 0..17 km/h 2e transmissietrap - Rijtrap I 0..11 km/h - Rijtrap II 0..40 km/h 11.6 Aslasten - toegestane aslasten conform het wegenverkeersreglement - voor 5.000 kg - achter...
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) Aanbouwapparaten AANWIJZING - De technische gegevens hebben betrekking op de banden 16/70-20. 12.1 Bakken - Afmetingen conform ISO 7131/35 LL3' LL2' W W 2 WW2' 12-2 ST900...
Pagina 129
Technische gegevens (aanbouwdelen) 12 12.1 Bakken Baktype Standaard- Lichtgewicht- 4-in-1- Totale lengte 6615 6605 LL2' Totale lengte 7500 Uitkiephoek max. ° 62,5 48,8 Inkiephoek max. ° 70,5 Max. stortafstand bij uitkiephoek 45° 1.945 1.920 EE’ Max. stortafstand bij uitkiephoek 45° 2.950 2.920 Storthoogte bij...
Pagina 130
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.1 Bakken Baktype Standaard- Lichtgewicht- 4-in-1- Bakvolume conform DIN/ISO 7546 m³ 0,65 Bakbreedte 1.950 1.950 Gewicht Lasten conform ISO 14397 Stortgoeddichtheid t/m³ Kieplast (telescoop ingeschoven) frontaal 2.933 2.485 gezwenkt 2.200 1.932 Werklast (telescoop ingeschoven) * frontaal 1.466 1.243 gezwenkt...
Pagina 132
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.2 Palletvorkbord - Afmetingen conform ISO 7131/35 12-6 ST900...
Pagina 133
Technische gegevens (aanbouwdelen) 12 12.2 Palletvorkbord Totale lengte 6.830 mm Reikwijdte min. 1.580 mm BB’ Reikwijdte min. 2.600 mm Reikwijdte max. 1.960 mm CC’ Reikwijdte max. 2.975 mm Reikwijdte bij hefhoogte max. 1.305 mm DD’ Reikwijdte bij hefhoogte max. 1.725 mm Overlaadhoogte bij reikwijdte max.
Pagina 134
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.2 Palletvorkbord Tandlengte 1.100 mm Tandhoogte 850 mm Tandbreedte 100 mm Tandafstand (t.o.v. het midden) - min. 113 mm - max. 1.068 mm Eigengewicht 213 kg Toegelaten werklast N volgens ISO 14397 (telescoop ingeschoven) frontaal - vlak terrein (veiligheidsfactor 1,25) 2.090 kg - ongelijk terrein (veiligheidsfactor 1,67) 1.565 kg...
13 Bijkomende speciale uitrustingen Extra speciale uitrustingen, wijzigingen, controle-aanwijzingen voor baklader 13.1 Extra speciale uitrustingen 13.1.1 Handgasbediening (SU) Voor werkzaamheden, die dezelfde rijsnelheid gedurende langere tijd vereisen, is de machine uitgerust met een handgasbediening (13-1/2). Daarbij is de bedieningshendel via een bowdenkabel direct verbonden met het gaspedaal.
Pagina 137
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-3...
Pagina 138
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-4 ST900...
Pagina 139
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-5...
Pagina 140
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-6 ST900...
Pagina 141
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-7...
Pagina 142
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-8 ST900...
Pagina 143
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-9...
Pagina 144
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-10 ST900...
Pagina 145
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-11...
Pagina 146
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-12 ST900...
Pagina 147
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-13...
Pagina 148
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-14 ST900...
Pagina 149
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-15...
Pagina 150
13 Bijkomende speciale uitrustingen 13-16 ST900...
Pagina 151
Bijkomende speciale uitrustingen 13 ST900 13-17...