●
Als u een camera vasthoudt of draagt met een lens die zwaarder
is dan de camera, zorg dan dat de lens wordt ondersteund.
●
Het gebruik van adapters kan de minimale opnameafstand
van de lens vergroten of van invloed zijn op de maximale
vergrotingsverhouding of opnamebereik.
●
Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het
automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan
niet aan.
●
De functies voor scherpstelling vooraf en powerzoom-functies op
sommige supertelelenzen worden niet ondersteund.
Een lens verwijderen
1
Verwijder de adapter.
●
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
●
Houd de lensontgrendelingsknop
ingedrukt en draai de adapter (met lens
bevestigd) in de aangegeven richting.
●
Draai de adapter totdat deze niet meer
verder kan en koppel deze vervolgens los.
2
Verwijder de lens.
●
Houd het lensontgrendelingsknopje
ingedrukt en draai de lens naar links.
●
Draai de lens totdat deze niet meer verder
kan en koppel deze vervolgens los.
●
Bevestig de lensdop op de losgekoppelde
lens.
Een statief gebruiken
Als u de adapter gebruikt met een statief, gebruikt u de statiefvoet die
bij de adapter wordt geleverd. Gebruik de statiefbevestiging van de
camera niet.
●
Bevestig de statiefvoet aan de adapter.
Draai de hendel van de statiefvoet om
ervoor te zorgen dat deze stevig is
bevestigd.
●
Bevestig het statief aan de aansluiting
van de statiefvoet.
●
Met EF-lenzen die een statiefvoet gebruiken (zoals
supertelelenzen), bevestigt u het statief op de statiefvoet op de
lens.
Lensbeeldstabilisatie gebruiken
Corrigeer cameratrilling door het gebruik van een lens met ingebouwde
beeldstabilisatie. Lenzen met ingebouwde beeldstabilisatie worden
aangeduid met "IS".
●
Schuif de schakelaar voor beeldstabilisatie
op de lens op [ON].
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
24