8
Pas de privacyinstelling aan.
●
Als dit scherm wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen [ ][ ] om [Alle
beelden] te selecteren. Vervolgens drukt
u op de knop [ ].
●
Dit scherm wordt niet langer dan
ongeveer één minuut weergegeven nadat
de apparaten zijn verbonden.
9
Importeer beelden.
●
Gebruik de smartphone om beelden
te importeren van de camera naar de
smartphone.
●
Selecteer [Alle beelden] in stap 8 wanneer u opnamen op afstand
maakt.
●
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Alle beelden] kiest in stap 8.
Selecteer een andere optie in stap 8 ( = 136) als u de
beelden van de camera wilt beperken die op de smartphone
kunnen worden weergegeven. Zodra u een smartphone hebt
geregistreerd, kunt u de bijbehorende privacyinstelling op de
camera aanpassen ( = 136).
●
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
●
U kunt ook de bijnaam van de camera veranderen in het scherm
in stap 2 ( = 137).
●
Als u verbinding wilt maken zonder een wachtwoord in te
voeren in stap 5, selecteert u MENU ( = 32) > tabblad [ 4] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Wachtwoord] > [Uit]. [Wachtwoord] wordt
niet meer weergegeven in het SSID-scherm (in stap 4).
●
Zodra u eerder verbinding hebt gemaakt met apparaten, worden
recente bestemmingen als eerste vermeld wanneer u het Wi-Fi-
menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding maken door
op de knoppen [
][
] te drukken om het apparaat te kiezen en
vervolgens op de knop [
] te drukken. Als u een nieuw apparaat
wilt toevoegen, opent u het scherm voor apparaatselectie door op de
knoppen [ ][ ] te drukken. Configureer vervolgens de instelling.
●
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU ( = 32) > tabblad [ 4] > [Instellingen Wi-Fi] >
[Doelhistorie] > [Uit].
Een ander toegangspunt gebruiken
Wanneer de camera verbinding maakt met een smartphone via de knop [ ]
of via het Wi-Fi-menu, kunt u ook een bestaand toegangspunt gebruiken.
Raadpleeg ook de gebruikshandleiding van het toegangspunt.
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen
Controleer of de Wi-Fi-router of het basisstation voldoet aan de Wi-Fi-
normen in "Wi-Fi (draadloos LAN)" ( = 188).
Er zijn verschillende verbindingsmethoden, afhankelijk van of het
toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup, = 119) ondersteunt of niet
( = 120). Bij toegangspunten die WPS niet ondersteunen controleert u
de volgende gegevens.
●
Netwerknaam (SSID/ESSID)
De SSID of ESSID van het toegangspunt dat u gebruikt. Dit wordt ook
wel de "naam van het toegangspunt" of de "netwerknaam" genoemd.
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
118