P52
P53
P54
6.5.6 Configuratieparameters van systemen met meerdere pompen
Al deze parameters beïnvloeden de MSE en MSY regelmodi.
Nr. Parameter
P55 Multipump – Address
P56 Multipump – Max Units
P57 Multipump – Switch Interval
P58 Multipump – Actual Value Increase
P59 Multipump – Actual Value Decrease
P60 Multipump – Enable Speed
P61 Multipump Synchronous – Speed
P62 Multipump Synchronous – Window
Comm Protocol – BAUDRATE
(Communicatieprotocol – BAUDRATE)
[4.8, 9.6, 14.4, 19.2, 38.4, 56.0, 57.6
KBPS]
BACnet Device ID Offset
(BACnet-toestel-ID Offset) [0÷999]
Comm Protocol – Configuration
(Communicatieprotocol – Configuratie)
8N1
8N2
8E1
8o1
[
,
,
,
]
(Multipomp – Adres) [1÷3]
(Multipomp – Max eenheden) [1÷3]
(Multipomp –
Overschakelingsinterval) [0÷250]
(Meerdere pompen – werkelijke
waardevermeerdering) [0.0÷25.0
bar]/[0.0÷363 psi]
(Meerdere pompen – werkelijke
waardevermindering) [0.0÷25.0
bar]/[0.0÷363 psi]
(Meerdere pompen - snelheid
geactiveerd) [P27÷P26]
Limit (Meerdere synchrone pompen
– snelheidslimiet) [P27÷P26]
(Multipomp Synchroon – Venster)
[0÷100]
BAC: om het even welke waarde in het
kbps
Deze parameter stelt de gewenste baudrate
voor de communicatiepoort in.
Standaard: 9,6 kbps.
Deze parameter stelt de honderden, tienden en
eenheden van het BACnet-toestel-ID in.
Standaard: 002.
Standaardtoestel-ID: 84002.
Deze parameter stelt de lengte van de databits,
de pariteit en de lengte van de STOP-bits in.
Meeteenheid Beschrijving
Deze parameter stelt het adres in van elke pomp op basis van
de volgende criteria:
Elke pomp heeft een individueel pompadres nodig (1÷3)
Elk adres mag slechts één keer worden gebruikt.
Standaard: 1.
Deze parameter stelt het maximumaantal pompen in die
tegelijkertijd mogen werken.
Standaard: 3.
h
Instelpunt van het geforceerde wisselinterval van de
hoofdpomp.
Als de pomp met prioriteit 1 in continue modus werkt totdat
dit tijdstip bereikt wordt, wordt de wissel tussen de pomp en
de volgende geforceerd. Als het systeem anderzijds volledig
stopt omdat het instelpunt bereikt is, zal bij de volgende start
prioriteit 1 zo toegewezen worden om een gelijke verdeling
van de werkingsuren van alle pompen te garanderen.
Standaard: 24 u.
bar/psi
Deze parameter beïnvloedt de berekening van P02, om de
meerpompse bediening te verbeteren, zoals beschreven is in
paragraaf 6.6.3.
Standaard: 0.35 bar.
bar/psi
Deze parameter beïnvloedt de berekening van P02, om de
meerpompse bediening te verbeteren, zoals beschreven is in
paragraaf 6.6.3.
Standaard: 0.15 bar.
rpm x 10
Deze parameter stelt de snelheid in die een pomp moet
bereiken, voordat de volgende hulppomp gestart wordt na
een verlaging van de systeemdruk die lager is dan het verschil
tussen P02 en P59.
Default: depending on the type of pump.
rpm x 10
Deze parameter stelt de snelheidslimiet in waarbij de eerste
hulppomp stopt.
Default: depending on the type of pump.
rpm x 10
Deze parameter stelt de snelheidslimiet in voor het stoppen
van de volgende hulppomp.
Standaard: 150 rpmx10.
nl - Vertaling van de originele instructies
bereik 1÷247
bereik 0÷127.
37