BEDRADING en AANSLUITINGEN
BELANGRIJKE WAARSCHUWING
Eventuele wijzigingen aan de bedrading van de CLIMATIC 50 moeten worden uitgevoerd door technici van
Lennox of medewerkers met een elektrotechnisch diploma en de juiste machtigingen.
Controleer bij wijzigingen aan de 24 V-voeding of een sensor 4-20 mA de polariteit alvorens u de voeding
aansluit. Wanneer de polariteit wordt omgedraaid, kan dit ernstige schade veroorzaken en kan het plan-
netwerk defect raken. Lennox aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt door een
onjuiste voedingsaansluiting of voor wijzigingen in de bedrading die zijn aangebracht door personen
zonder de juiste opleiding en kwalificaties.
Externe bedrading (24 volt AC) die worden aangesloten op de unit mogen niet langer zijn dan 30 meter.
Het gaat hierbij om aansluitingen op de ingangen van de Climatic™50 of de uitgang (0-10 V) van de
vochtigheidsregeling.
Bij kabels langer dan 30 m is de inzet van relais of converters nodig.
De regelspanning van 24 V AC, op de uitgangen van de Climatic™50, mag in elk geval niet worden
gebruikt als voedingsspanning voor andere apparatuur.
WAARSCHUWING: Houd de kabels van sensoren, displays, logische besturingssignalen en dergelijke zoveel mogelijk gescheiden
van voedingskabels, om elektromagnetische verstoringen te voorkomen.
.
AANSLUITING
SENSOREN EN VOELERS
Voor de kabels van externe sensoren of voelers geldt het volgende:
- Kabellengte tot 20 m: AWG22 (0,34 mm²), 1 twisted pair met scherm (2 paren voor de CO2-sensor).
- Kabellengte tot 50 m: LiYCY-P (0,34 mm²), 1 paar met gemeenschappelijke afscherming (2 paren voor de CO2-sensor).
De kabel mag niet langer zijn dan 50 meter.
Voor een betere bescherming tegen elektromagnetische storingen beveelt Lennox het gebruik van LiYCY-P-kabel aan.
VOELER RUIMTETEMPERATUUR (NTC)
De ruimtetemperatuurvoeler (- BT10) wordt aangesloten op kaart BM50 van de Climatic™, ingang B7, connector J6 (zie
besturing van het bedradings schema).
SENSOR LUCHTVOCHTIGHEID VAN DE RUIMTE (0-20 mA, optioneel)
De vochtigheidssensor (- BH10) wordt aangesloten op kaart BM50 op de Climatic™ van, ingang B1, connector J9 (zie besturing
van bedradingsschema).
SENSOR LUCHTKWALITEIT VAN DE RUIMTE, CO2 (4-20 mA, optioneel)
De sensor voor de luchtkwaliteit (- BG10) wordt aangesloten op kaart BM50 van de Climatic™, ingang B2 (zie besturing van
bedradings schema).
DISPLAY DS50
De display DS50 kan op de Climatic™ worden aangesloten, op een van de RJ12 connectors die plaats vind op de DT50, ofwel
rechtstreeks op de hoofdschakkelaar BM50 connector J10.
De aansluiting maakt gebruik van de 1,5 m lange platte kabel die bij de DS50 word geleverd.
Het op afstand aansluiten van de display DS50 is echter niet mogelijk.
Bij een master-slave-installatie mag er slechts één display DS50 op de plan-bus zijn aangesloten.
DISPLAY DC50 of DM50 (aansluiting op afstand is mogelijk)
Waarschuwing:
Door een verkeerde bedrading van de display kan de BM50 of de display zelf meteen defect raken.
De optionele DC50/DM50 is ontworpen voor het bevestiging aan de wand.
Sluit de kabel van de DT50-kaart aan door het achterstuk.
Bevestig het achterstuk aan de muur met de meegeleverde ronde kopschroeven.
Sluit de kabel van de hoofdkaart aan op de connector aan de achterkant van de DC50-display.
Bevestig het voorpaneel aan het achterstuk met behulp van de meegeleverde platte kopschroeven.
Klik tenslotte het frame vast.
CLIMATIC™50 – IOM – Rooftops/Aircoolair
CL50-ROOFTOPS-IOM-1107-D
4