2.5.3
Aftakasaandrijving
1. Er mogen alleen door de fabrikant voorgeschreven, met vereiste
beschermkappen uitgeruste koppelingsassen worden gebruikt.
2. Beschermbuis en beschermkap van de koppelingsas evenals de
aftakasbeschermkap – ook van de machine – moeten aangebracht
zijn en in goede toestand verkeren.
3. Bij koppelingsassen letten op de voorgeschreven overlapping van de
koppelingsaspijpen in transport- en werkstand (Gebruikshandleiding
van de fabrikant van de koppelingsas in acht nemen).
4. Aan- en afkoppelen van de koppelingsas uitsluitend bij uitgescha-
kelde aftakasaandrijving, afgezette motor en uitgenomen contacts-
leutel.
5. Altijd op de juiste montage en borging van de koppelingsas letten.
6. Meedraaien van de beschermbuis voorkomen door vasthaken van de
kettinkjes.
7. Alvorens de aftakas in te schakelen, eerst controleren of het inge-
stelde toerental van de aftakas van de trekker overeenstemt met het
toegestane toerental van de machine. Over het algemeen bedraagt
het aftakastoerental 540 t/min.
8. Langzaam inschakelen spaart trekker en werktuig.
9. Alvorens de aftakas in te schakelen, erop letten dat niemand zich
binnen de gevarenzone van de machine bevindt.
10. Aftakas nooit inschakelen bij afgezette motor.
11. Bij het werken met de aftakas mag zich niemand binnen het bereik
van de draaiende aftakas of koppelingsas bevinden.
17