Samenvatting van Inhoud voor Amazone GreenDrill GD200-E
Pagina 1
Bedieningshandleiding Tussengewas-zaaimachine GreenDrill GD200-E / GD200-H GreenDrill GD500-H / GD500-D Lees en schenk aandacht aan deze bedieningshandleiding voor u de machine in bedrijf stelt. MG6873 Bewaren voor verder gebruik. BAH0108-0 03.20...
Pagina 3
+ 49 (0) 5405 50 1-0 E-mail: amazone@amazone.de Bestellen van onderdelen Onderdelenlijsten zijn te vinden in het onderdeelportaal onder www.amazone.de. Wij verzoeken u uw orders bij uw AMAZONE-dealers te plaatsen. Gegevens over de bedieningshandleiding Type: ---------------------------------- GreenDrill Documentnummer: MG6873 Productiedatum: ------------------- 03.20 ...
Reiniging, onderhoud en reparatie ..................23 Productbeschrijving .................. 24 Correct gebruik ........................25 3.1.1 Toegestane AMAZONE-draagmachines ................25 Technische gegevens ......................26 Typeplaatje en CE-markering ....................26 EG-inbouwverklaring ......................27 ...
Pagina 5
Zaaias vervangen ........................44 Zaad met Flex-zaaiwielen ...................... 45 Niveaubewaking ........................46 Zaaigoedtank vullen ....................... 46 De machine voorbereiden voor kalibreren of voor leegmaken van de zaaigoedtank .... 47 Hydraulisch aangedreven turbine ..................48 ...
Pagina 6
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner ....... 86 Programma "Basisinstelling" openen ..................86 7.1.1 Turbineaandrijving ......................... 87 7.1.2 Zaaias-signaalgeluid ......................87 7.1.3 Machinewielsensor ........................ 87 7.1.4 Tractor- of tastwielsensor ...................... 87 ...
Aanwijzingen voor de gebruiker Aanwijzingen voor de gebruiker Het hoofdstuk Tips voor de gebruiker bevat informatie over het omgaan met de bedieningshandleiding. Deze bedieningshandleiding geldt voor alle uitvoeringen van de machine. Afbeeldingen zijn bedoeld ter oriëntatie en moeten worden gezien als principeweergaves. Beschreven zijn alle uitrustingen zonder deze als speciale uitrusting te markeren.
Algemene veiligheidsinstructies Algemene veiligheidsinstructies Dit hoofdstuk bevat aanvullende aanwijzingen bij de veiligheidsaanwijzingen in de handleiding voor een veilig gebruik van de machine. Verplichtingen en aansprakelijkheid Instructies in de bedieningshandleiding opvolgen Kennis van de basisveiligheidsinstructies en veiligheidsvoorschriften is de eerste voorwaarde om veilig en zonder storingen met de machine te kunnen werken.
Pagina 9
Algemene veiligheidsinstructies Gevaren bij het werken met de machine De machine is gebouwd volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels. Toch kunnen er zich bij het gebruik van de machine gevaren en beschadigingen voordoen voor het leven van de bestuurder of derden; ...
Algemene veiligheidsinstructies Weergave van veiligheidssymbolen Veiligheidsinstructies worden aangegeven met een driehoekig veiligheidssymbool en een signaalwoord. Het signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG) geeft de ernst van het dreigende gevaar aan en heeft de volgende betekenis: GEVAAR verwijst naar een direct gevaar met een hoog risico dat de dood of zwaar lichamelijk letsel (verlies van lichaamsdelen of langdurig letsel) ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden.
Algemene veiligheidsinstructies Organisatorische maatregelen De eigenaar moet aan de uitvoerende personen beschermende bekleding aanbieden, zoals: veiligheidsbril, veiligheidsschoenen, beschermende kleding, beschermingsmiddelen voor de huid, etc. De bedieningshandleiding altijd daar bewaren waar de machine wordt gebruikt! moet te allen tijde voor gebruikers en onderhoudsmedewerkers beschikbaar zijn.
Algemene veiligheidsinstructies Scholing van de personen Alleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met/aan de machine werken. De eigenaar dient de bevoegdheden voor het bedienen en onderhouden duidelijk vastleggen. Personen die nog moeten worden opgeleid, mogen alleen onder toezicht van een ervaren persoon met/aan de machine werken.
Algemene veiligheidsinstructies Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik Gebruik de machine alleen als alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen volledig functioneren. Controleer de machine tenminste een keer per dag op waarneembare schade en het correct functioneren van de veiligheids- en beschermingsvoorzieningen. Gevaren door resterende energie Houd rekening met mechanische, hydraulische, pneumatische en elektrische/elektronische resterende energie in de machine.
Algemene veiligheidsinstructies 2.10 Bouwkundige veranderingen Zonder toestemming van AMAZONEN-WERKE zijn modificaties, aan- of ombouw aan de machine niet toegestaan. Dit geldt ook voor laswerkzaamheden aan dragende delen. Voor alle aan- of ombouwwerkzaamheden is schriftelijke toestemming van AMAZONEN-WERKE noodzakelijk. Gebruik uitsluitend de door AMAZONEN-WERKE goedgekeurde ombouwdelen en speciale uitrustingsdelen, zodat bijvoorbeeld de goedkeuring volgens nationale en internationale voorschriften van kracht blijft.
Houd alle waarschuwingsborden op de machine altijd schoon en goed leesbaar! Vervang onleesbare waarschuwingsborden. Vraag de waarschuwingsborden aan de hand van het bestelnummer (bijv. MD075) aan bij uw AMAZONE-dealer. Opbouw Waarschuwingsborden markeren gevaarlijke plaatsen op de machine en waarschuwen voor restgevaren.
Pagina 16
Algemene veiligheidsinstructies MD 076 Gevaar voor naar binnen trekken of ingesloten raken van handen of armen, als gevolg van bewegende delen van de krachtoverbrenging. Dit gevaar kan zeer ernstig letsel met verlies van lichaamsdelen tot gevolg hebben. Open of verwijder nooit de beschermingsvoorzieningen ...
Pagina 17
Algemene veiligheidsinstructies MD082 Gevaar voor vallen als gevolg van het meerijden op treeplanken of platforms. Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Het is verboden om personen mee te laten rijden op de machine of op rijdende machines te laten stappen.
Algemene veiligheidsinstructies MD 102 Gevaar door onbedoeld starten en wegrollen van tractor en machine bij werkzaamheden aan de machine, zoals monteren, instellen, oplossen van storingen, reinigen, onderhoud en reparaties. Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken. ...
Algemene veiligheidsinstructies 2.14 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker De bedieningsterminal uitschakelen voor transportritten, vóór het uitvoeren van instel-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Gevaar voor ongevallen door onbedoeld in beweging zetten van de doseerunit of andere machinecomponenten. 2.14.1 Algemene veiligheidsinstructies en voorschriften ter voorkoming van ongevallen ...
Pagina 20
Algemene veiligheidsinstructies Werken met de machine Maak uzelf voordat u met de werkzaamheden begint vertrouwd met de uitrusting en bedieningselementen van de machine en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat. Draag strak zittende kleding. Losse kleding verhoogt het risico op vastgrijpen of opwikkelen door aandrijfassen.
Laat tenminste een keer per jaar door een deskundige controleren of de hydraulische slangen nog in goede staat zijn. Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen. Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen. Gebruik hydraulische slangen niet langer dan 6 jaar. Dat is inclusief een eventuele opslagtijd van maximaal 2 jaar.
Algemene veiligheidsinstructies 2.14.3 Elektrisch systeem Bij werkzaamheden aan het elektrische systeem dient u altijd de accu (minpool) los te koppelen. Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Het gebruik van te zware zekeringen veroorzaakt onherstelbare schade aan het elektrische systeem – brandgevaar. ...
Maak voordat u elektrisch gaat lassen aan tractor en aangebouwde machines eerst de kabel van de dynamo en accu van de tractor los. Onderdelen moeten minimaal voldoen aan de door AMAZONEN-WERKE vastgestelde technische eisen. Originele AMAZONE-onderdelen voldoen aan deze eisen. GreenDrill BAH0108-0 03.20...
D9 6000-TC Andere toepassingen dan hierboven genoemd, in het bijzonder de opbouw van de GreenDrill op machines van andere leveranciers en op hier niet genoemde AMAZONE-machines, is niet conform de bedoeling. Niet conform de bedoeling is ook de montage van de GreenDrill gebruik makend van montagedelen, die niet voor de betreffende machine zijn bedoeld.
Productbeschrijving Technische gegevens GreenDrill GreenDrill GreenDrill GreenDrill Tussengewas-zaaimachine GD200-E GD200-H GD500-H GD500-D Zaaigoedtankvolume [l] Verdeelopeningen [stuks] Door de Turbineaandrijving elektrisch Hydraulisch Hydraulisch draagmachine Dosering Dosering met elektrische doseermotor Automatische Nodig is de aansluiting van de bedieningsterminal 5.2 op de 7- zaaihoeveelheidregeling bij polige signaalstekkerdoos van de tractor of op het radar- of GPS- snelheidsverandering...
Daarvoor kan de montage van traptreden nodig zijn. Gevaar voor personen moet door de aanbouw van de GreenDrill aan de draagmachine in alle situaties zijn uitgesloten. Aanwijzing AMAZONE is niet aansprakelijk voor schade door verkeerde montage of ondeskundige bediening van de GreenDrill. De fabrieksplaat bevat (1) Serienummer...
Opbouw en werking Opbouw en werking De GreenDrill wordt gebruikt voor het zaaien van tussengewassen en het nazaaien van gras. Het door de zaaiwielen gedoseerde zaaigoed wordt in de zaaigoedslangen (1) getransporteerd. Een elektrisch of hydraulisch aangedreven turbine (2) genereert de luchtstroom voor het transport van het zaaigoed.
Opbouw en werking Dosering 4.1.1 Zaaias met zaaiwielen De keuze van de zaaiwielen is afhankelijk van het zaaigoed. Het juiste zaaiwiel voor het doseren van uw zaaigoed vindt u in de zaaitabellen in de bijlage. Elk zaaiwiel bestaat uit meerdere kleine eenheden.
Opbouw en werking 4.1.1.2 Zaaias met fijnzaaiwielen fb-f-fb-fb De zaaias (1) met 8 fijnzaaiwielen fb-f-fb-fb wordt toegepast bij zaaigoed met kleine korrel met kleine afgifte, bijv. mosterd en boekweit. Het fijnzaaiwiel fb-f-fb-fb bestaat uit 1 fijnzaaiwiel f ...
Opbouw en werking 4.1.1.3 Zaaias met zaaiwielen Flex 20 De zaaias met 8 zaaiwielen Flex 20 wordt gebruikt bij zaaigoed Erwten Bonen. 4.1.1.4 Zaaias met zaaiwielen Flex 40 De zaaias met 8 zaaiwielen Flex 40 wordt gebruikt bij zaaigoed ...
Opbouw en werking 4.1.2 Zaaiastoerental Een elektromotor drijft de zaaias aan. Wanneer de bedieningsterminal op de 7-polige tractorsignaalcontactdoos met snelheidssensor is aangesloten of de machine met een radarapparaat of GPS-apparaat is uitgerust, wordt het toerental van de zaaias automatisch op de werksnelheid aangepast.
Opbouw en werking 4.1.4 Kalibratie Bij het kalibreren en voor het legen van de zaaigoedtank valt het zaaigoed via de glijgoot (1) in de opvangbak. De kalibratie altijd uitvoeren bij het eerste gebruik; bij het wisselen van soorten; ...
Opbouw en werking Roeras De draaiende roeras (1) voorkomt, dat bij het zaaien van zaaigoed met veel kaf en zeer licht zaaigoed, bijv. gras, storingen in het zaaien optreden door opstuwing van het zaaigoed in de zaaigoedtank. Bij goed nastromend zaaigoed is het draaien van de roeras niet nodig.
Opbouw en werking Turbine De turbine genereert een luchtstroom, die het te doseren product naar de botsplaten transporteert. Met een toenemend turbinetoerental wordt de luchtstroom krachtiger. Voor een optimale verdeling van het zaaigoed is een krachtige luchtstroom nodig. Een te sterke luchtstroom kan het zaaigoed op de botsplaten beschadigen.
Opbouw en werking 4.4.2 Hydraulisch aangedreven turbine Wanneer uw machine met de hydraulische turbineaandrijving is uitgerust, geeft de bedieningsterminal aan, of de turbine in- of uitgeschakeld is. Bij ingeschakelde turbine brandt de rode controlelamp boven de toets . De toets heeft geen functie bij hydraulische turbineaandrijving.
Opbouw en werking De volgende maximale waarden niet overschrijden: Bedrijfsdruk van het hydraulisch systeem max. 210 bar Oliecapaciteit (tractorpompcapaciteit) max. 80 l/min. Hogere oliecapaciteiten kunnen de maximaal toegestane hydraulische turbine-olietemperatuur overschrijden. Turbine hydraulische olietemperatuur max. 80 °C Een meetstrook met schaalverdeling toont de temperatuur van de hydraulische olie in de turbine...
Opbouw en werking Beschermstrip voor de verkeersveiligheid van de draagmachine Bij de levering af fabriek kunnen de houders voor de beschermstrip voor de verkeersveiligheid anders zijn gemonteerd dan in de handleiding van uw draagmachine staat beschreven. Wanneer u de GreenDrill naderhand aan de hand van de montagehandleiding op de draagmachine bevestigt, kan het omzetten van de houders voor de beschermstrip voor de...
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling GEVAAR Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling WAARSCHUWING Volg tijdens het werk van de machine de veiligheidsaanwijzingen in deze handleiding in de handleiding van de draagmachine. VOORZICHTIG Als de turbine draait, mogen het zaaigoedtankdeksel en het deksel van de doseerunit nooit worden geopend. Zaaigoed ontsnapt dan ongecontroleerd.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling 3.1 De ladder aan de greep vasthouden en aan de hendel (1) trekken. Een grendel (2), die de mechanische transportvergrendeling van de ladder is, wordt daardoor losgemaakt. 3.2 De ladder uitklappen. 5.1.2 Ladder inklappan 1. De ladder (1) inklappen. Let erop, dat de ladder in de mechanische transportvergrendeling borgt.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Zaaien zonder roerasondersteuning 1. De bedieningsterminal uitschakelen. De roeras (1) moet bij zaaigoed meedraaien, dat neigt naar brugvorming dat zeer licht is, bv. gras. 2. De afdekkap (1) verwijderen. 2.1 2 zeskantmoeren (2) met de steeksleutel (3) losdraaien en verwijderen.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Zaaias vervangen 1. De bedieningsterminal uitschakelen. 2. De zaaigoedtank leegmaken. 3. De afdekkap (1) verwijderen. 3.1 2 zeskantmoeren (2) met de steeksleutel (3) losdraaien en verwijderen. 4. Verwijder de ronde riem (1). 5. Draai de kartelmoeren (2) los. 6.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Zaad met Flex-zaaiwielen Voor voorzichtig zaaien van groot zaaigoed, zoals bijv. erwten en bonen, worden de elastische Flex-zaaiwielen gebruik (zie hoofdstuk Zaaitabellen, pagina 95). Voor het zaaien met Flex-zaaiwielen moet de luchtplaat worden verwijderd: 1. Goot (1) verwijderen. 1.1 2 zeskantschroeven (2) met de steeksleutel losdraaien.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Niveaubewaking Een leegmeldsensor (1) bewaakt het zaaigoedniveau in de zaaigoedtank. Wanneer het zaaigoedniveau de leegmeldsensor bereikt, klinkt een akoestisch signaal. Tegelijkertijd toont de bedieningsterminal een waarschuwingsmelding. Deze waarschuwing herinnert de tractorbestuurder eraan om tijdig zaaigoed bij te vullen. De hoogte van de leegmeldsensor kan worden ingesteld bij een lege zaadbak.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling De machine voorbereiden voor kalibreren of voor leegmaken van de zaaigoedtank 4. De goot (1) in de kalibratiestand zetten. 4.1 2 zeskantschroeven (2) met de steeksleutel losdraaien. De sleutel zit in een houder op de afdekkap (zie hoofdstuk 5.3, pagina 44).
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Hydraulisch aangedreven turbine Voordat u het turbinetoerental instelt, controleert u de programma-instellingen, zie hoofdstuk 7.1.1, pagina 87 hoofdstuk 7.1.7, pagina 90 hoofdstuk 7.1.8, pagina 91 5.8.1 Aansluiting van de hydraulische slangleidingen op de tractor De GreenDrill heeft een hydraulische stuurblok met regelventiel (1).
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling Sluit de hydraulische slangleidingen als volgt op de tractorhydraulica aan: Drukleiding Aansluiting met markering op enkelwerkende tractorregeleenheid met voorrang. P (rood) Retourleiding Aansluiting met markering op een drukloze tractoraansluiting met directe toegang tot het reservoir T (geel) met hydraulische olie.
Machine-instellingen voor de inbedrijfstelling 5.8.3 Turbinetoerental instellen bij tractoren zonder stroomregelklep Het regelventiel (1) van het hydraulische stuurblok voor het bedienen van de tractorregeleenheid sluiten om schade door te snel draaien van de turbine te voorkomen. 1. Het regelventiel (1) van de GreenDrill sluiten.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 (1) GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 (2) Houder voor bedieningsterminal (3) Stroomkabel voor 3-polige tractorcontactdoos (12 V) (1) Contactdoos (3-polig) voor stroomvoorziening (2) Signaalcontactdoos (6-polig) voor machinekabel De machinekabel verbindt de bedieningsterminal met de GreenDrill. (3) Zekering 30 A (4) Signaalcontactdoos (12-polig) voor aansluiting ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Bedieningselementen (1) Grafisch display (6) Zaaias in-/uitschakelen (2) On/Off-toets (7) De controlelamp brandt bij draaiende zaaias (3) De controlelamp brandt bij ingeschakelde bedieningsterminal (8) Zaaiastoerental verhogen (4) Elektrische turbine-aandrijving (9) Zaaiastoerental verlagen in- en uitschakelen. (10) Cursortoets Bij hydraulische turbine-aandrijving (beweging in menu naar boven) heeft de toets geen functie.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Bedieningsterminal in-/uitschakelen Bedieningsterminal inschakelen 1. Houd personen op minimaal 10 meter afstand van de machine. 2. Druk op toets de controlelamp boven de toets brandt De bedieningsterminal is ingeschakeld in het display verschijnt het type terminal en de softwareversie.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Hoofdmenu 6.3.1 Tijdens het werken - aanwijzing zonder snelheidssensor Regel 1 toont in het hoofdmenu het bij de kalibratie ingestelde zaaiastoerental [%]. Regel 2 toont in het hoofdmenu de bij de kalibratie ingestelde rijsnelheid [km/h]. Het zaaiastoerental wordt niet aan een variërende rijsnelheid aangepast.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.3.3 Tijdens het werk – overige weergaven Tijdens het werk verschijnt de volgende weergave: SW % 50 / 25.0 Zaaiastoerental [%] Km/h 20,0 / 10,0 Rijsnelheid [km/h] kg/ha 20,0 Zaaihoeveelheid [kg/ha] Toerental 2000 Turbinetoerental [1/min] Opmerking: Toerentalindicatie alleen met hydraulische aangedreven turbine met toerentalsensor.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Submenu's De machinespecifieke gegevens heeft uw AMAZONE-servicepartner al geprogrammeerd, zie hoofdstuk Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner, pagina 86. Met de toetsen kunnen, vanuit het hoofdmenu, de volgende submenu's worden opgeroepen: 1. Taal 2. Kalibratie (zaaihoeveelheid) [kg/ha of korrels/m 3. Kalibratie (afstand) [impulsen/100 m] 4.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Zaaihoeveelheid kalibreren [kg/ha of korrels/ De kalibratie van het zaaigoed kan op elk moment door bedienen van de toets of de toets worden afgebroken. De turbine kan tijdens de kalibratie niet worden ingeschakeld. 1. Breng de machine in gereedheid voor de kalibratie (zie hoofdstuk 5.7, pagina 47). 2.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.6.1 Kalibratie [kg/ha] 1. Alle instellingen in hoofdstuk 6.6, pagina 57 uitvoeren. 2. Met de toetsen de weergave kiezen. 3. Bevestig de keuze met de toets 4. Met de toetsen de gewenste afgifte invoeren (bijv. 103,5 kg/ha). 5. Bevestig de invoer met de toets 6.
Pagina 59
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 10. Met de toetsen de weergave kiezen. 11. Bevestig de keuze met de toets De kalibratie start. De zaaias begint te draaien (zonder turbine). De zaaias stopt automatisch na de ingestelde tijd. De kalibratietoets (indien aanwezig) tijdens de kalibratie ingedrukt houden.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.6.2 Kalibratie [korrels/m 1. Alle instellingen in hoofdstuk 6.6, pagina 57 uitvoeren. 2. Met de toetsen de weergave kiezen. 3. Bevestig de keuze met de toets 4. Met de toetsen de gewenste afgifte invoeren (bijv. 100 korrels/m 5. Bevestig de invoer met de toets 6.
Pagina 61
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 14. Met de toetsen de weergave kiezen. 15. Bevestig de keuze met de toets 1)2) 16. Met de toetsen de periode instellen, gedurende welke de zaaias tijdens het kalibreren moet draaien (bijv. 0,5 min). 17. Bevestig de invoer met de toets 0,5 minuten kalibreren voor zaaigoed, bijv.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 20. Het opgevangen zaaigoed wegen. 21. Met de toetsen de weergave kiezen. 22. Bevestig de keuze met de toets 23. Met de toetsen het gewicht [kg] van het opgevangen zaaigoed in de bedieningsterminal invoeren (bijv. 3,25 kg). 24. Bevestig de invoer met de toets ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Traject kalibreren (impulsen/100 m) De kalibratiewaarde "impulsen/100 m" is nodig voor de berekening van de rijsnelheid [km/h]; van het bewerkte oppervlak [ha] (hectareteller) van het zaaiastoerental. Bereken de kalibratiewaarde "Impulsen/100 m" aan de hand van een kalibratierit als de kalibratiewaarde onbekend is.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.7.1 Kalibratie door rijden van een meettraject 1. Een meettraject van exact 100 m op het veld afmeten. Begin- en eindpunt van het meettraject markeren. 2. De tractor in startpositie en de draagmachine in de werkstand brengen. 3. Met de toetsen de weergave kiezen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.7.2 Kalibratie door vergelijking snelheidsmeter 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets 3. Met de toetsen de weergave kiezen. 4. Bevestig de aanwijzing met de toets 5. Maak met de tractor de kalibratierit. Vergelijk tijdens het rijden de weergegeven snelheid op het display en die op de snelheidsmeter van de tractor.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.7.4 Kalibratiewaarde - fabrieksinstelling herstellen (reset) 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets 3. Met de toetsen de weergave kiezen. 4. De aanwijzing met de toets bevestigen. de fabrieksinstelling van de kalibratiewaarde is weer hersteld.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Hectaremeter De oppervlakteberekening volgt uit de werkelijke waarden van de rijsnelheid. Nodig is de aansluiting van de bedieningsterminal op de 7-polige tractorsignaalcontactdoos (zie hoofdstuk 6.18.4.1, pagina 82) of op het radarapparaat (zie hoofdstuk 6.18.4.3, pagina 84) of ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Bedrijfsurenteller De bedrijfsurenteller toont de looptijd van de zaaias. 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets Getoond wordt het totaal aantal uren [h] de daguren [h] 3. Druk de toets 5 seconden in, de daguren gaan naar nul.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.11 Turbinetoerental instellen (hydraulische turbineaandrijving) Het hoofdstuk "Hydraulisch aangedreven turbine", pagina 48, beschrijft de instelling van het turbinetoerental. 6.11.1 Turbinetoerental min/max instellen (hydraulische turbineaandrijving) Wanneer de turbine een toerentalsensor heeft, kunt u de volgende parameters instellen: 1. Met de toetsen de weergave kiezen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.12 Bedrijfsspanning 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets Weergave: Bedrijfsspanning [Volt] Toont het stroomverbruik [Ampère] van de elektrisch aangedreven turbinemotor. Toont het stroomverbruik [Ampère] van de zaaiasmotor. Bij groter variaties van de bedrijfsspanning tijdens bedrijf, kan verkeerd zaaien optreden.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.14 Aanvang van de werkzaamheden aan het begin van het veld Schakel de turbine tijdens de werkzaamheden niet uit. Vóór het begin van de werkzaamheden 1. De deksel van de zaaigoedtank sluiten. 2. Controleer of de botsplaten dezelfde afstanden hebben. 3.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.15 Keren op wendakker Keren met standsignaal (werk-/transportstand) De keerprocedure verloopt automatisch, wanneer de machine de volgende signalen ontvangt: Machine bevindt zich in de werkstand Machine staat in de transportstand. Daarvoor moet de machine op de tractorcontactdoos (7-polig) zijn aangesloten of ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.16 Zaaigoedtank leegmaken De zaaigoedtank kan via de menubediening of met de kalibratietoets leeg worden gemaakt. 6.16.1 De zaaigoedtank via de menubediening leegmaken 1. De machine voorbereiden voor het legen van de zaaigoedtank (zie hoofdstuk 5.7, pagina47). 2. Met de toetsen de weergave kiezen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.17 Foutmeldingen Storingsmelding Beschrijving Oplossing Stuurspanning is te laag Neem contact op met de servicepartner Bedrijfsspanning Verbruiker minimaliseren (minimaal 10 Volt) Accu controleren onderschreden, Controleer de dynamo zie hoofdstuk "6.12", pagina 70 Controleer de bekabeling Bedrijfsspanning ...
Pagina 75
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storingsmelding Beschrijving Oplossing Kalibratiewaarde Kalibratie herhalen, "impulsen/100 m" te groot (zie hoofdstuk "6.7", pagina 63) De afgelegde weg is te klein Kalibratie herhalen, bij kalibreren (zie hoofdstuk "6.7", pagina 63) "impulsen/100 m" Zaaiastoerental te laag. Zaaiwielen met kleiner volume Weergave zaaias met minder zaaiwielen bij kalibreren van het zaaigoed...
Pagina 76
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storingsmelding Beschrijving Oplossing Weergave vergelijken met Rijsnelheid te hoog de werkelijk gereden snelheid Verlaag de rijsnelheid of gebruik grotere zaaiwielen Weergave vergelijken met Rijsnelheid te laag de werkelijk gereden snelheid Verhoog de rijsnelheid of ...
Pagina 77
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storingsmelding Beschrijving Oplossing Turbine Stuwdruk in retour is te groot (zie met hydraulische aandrijving hoofdstuk 5.8.1, 48). pagina en druksensor draait niet controlelamp werkt niet. Turbine draait niet Bedieningsterminal uitschakelen. Controleer, of vreemde objecten het draaien van de turbine verhinderen ...
Pagina 78
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storing Mogelijk oplossing van de storing Hefsignaal veranderen Zaaias draait (zie hoofdstuk "Invoer van de signaalbron werkstandsensor", in de transportstand pagina 90) Zaaias inschakelen en opstarten Zaaias draait niet in werkstand Snelheidssignaal controleren Hefsignaal veranderen (zie hoofdstuk "Invoer van de signaalbron werkstandsensor", pagina 90) ...
Pagina 79
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Constante of tussentijdse Het snelheidssignaal wordt niet herkend snelheidsindicatie 0,0 km/h Het signaal in hoofdstuk 7.1.3 op NEE instellen als in de volgende hoofdstukken alle instellingen op AUTO staan: hoofdstuk 7.1.3, Hoofdstuk 7.1.4 en Hoofdstuk 7.1.5 (zie "Invoer van d signaalbron radarsensor" en "Invoer van de signaalbron werkstandsensor") De afgifte (kg/ha of korrel/m Zaaigoed kalibreren...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.18 Montage en aansluiting - bedieningsterminal 5.2 6.18.1 Montage van de bedieningsterminal 5.2 Bevestig de steun (1) met 2 bouten in de tractorcabine. De steun kan worden gebogen om het display optimaal te kunnen aflezen. Steek de bedieningsterminal op de steun in de tractorcabine.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.18.3 Aansluiting stroomkabel 6.18.3.1 Tractor met normcontactdoos (3-polig) Sluit de stroomkabel (1) op de bedieningsterminal en op de 3-polige normcontactdoos in de tractorcabine aan. Sluit de 12 V-voeding nooit aan op de contactdoos van de sigarettenaansteker. 6.18.3.2 Tractor zonder normcontactdoos (3-polig) Wanneer de tractor geen 3-polige normcontactdoos heeft, moet uw tractor in een vakwerkplaats van de accuaansluitkabel worden voorzien.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.18.4 Signaalbronnen De bedieningsterminal geeft de rijsnelheid [km/h] aan en past het zaaiastoerental aan de wisselende rijsnelheid aan. De zaaihoeveelheid [kg/ha] blijft ook bij wisselende rijsnelheden onveranderd. Bij een correcte instelling worden snelheidsverschillen van 50% naar boven of naar beneden aangepast. Bij opgetilde machine, bijv.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.18.4.2 Werkstandsensor De werkstandsensor (1) is nodig, wanneer de tractor een 7-polige signaalcontactdoos heeft, die geen signaal "Stand werk" levert [zie hoofdstuk "Tractorsignaalcontactdoos (7-polig)", pagina 82]. De werkstandsensor (1) kan op de driepuntsophanging of aan het draaibare onderstel van de draagmachine worden bevestigen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.18.4.3 Rijsnelheid met het radarapparaat meten Wanneer de tractor geen 7-polige signaalcontactdoos heeft, heeft de bedieningsterminal 5.2 nodig een werkstandsensor (zie hoofdstuk "Werkstandsensor", pagina 83) en een radarapparaat of een GPS-apparaat (zie hoofdstuk "Rijsnelheid met het GPS-apparaat meten", pagina 85).
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 6.18.4.4 Rijsnelheid met het GPS-apparaat meten Wanneer de tractor geen 7-polige signaalcontactdoos heeft, heeft de bedieningsterminal 5.2 nodig een werkstandsensor (zie hoofdstuk "Werkstandsensor", pagina 83) en een radarapparaat of een GPS-apparaat (zie hoofdstuk "Rijsnelheid met het radarapparaat meten", pagina 84).
De volgende functies van de GreenDrill kunnen worden geautomatiseerd, wanneer de machine op de bedieningsterminal 5.2 is aangesloten. De functies kunnen alleen actief worden, wanneer de machineconfiguratie in de bedieningsterminal is geprogrammeerd. Laat de programmering door uw AMAZONE-servicepartner uitvoeren. Schakel voor het uitvoeren van instellingen, de turbinemotor en de zaaiasmotor uit.
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner 7.1.1 Turbineaandrijving Instelling bij elektrische turbineaandrijving: ....JA Instelling bij hydraulische turbineaandrijving: ....NEE Wijzig de parameters met de toetsen 7.1.2 Zaaias-signaalgeluid Bij het in- en uitschakelen van de zaaias klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal. JA of NEE Wijzig de parameters met de toetsen 7.1.3...
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner 7.1.5 Signaalbronnen De bedieningsterminal 5.2 heeft meerdere signalen nodig. De signalen worden geleverd door de 7- polige tractorsignaalcontactdoos of de signalen komen van andere bronnen. De bron moet in de bedieningsterminal worden benoemd. Signaalbron rijsnelheid [km/h] De volgende bronnen kunnen, indien aanwezig, het signaal "Rijsnelheid [km/h]"...
Pagina 89
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner Invoer van de signaalbron rijsnelheid [km/h] De bedieningsterminal ontvangt het signaal "werkelijke rijsnelheid [km/h]" via een van de 3 aansluitingen: aansluiting op de 7-polige tractorsignaalcontactdoos of aansluiting op radarapparaat of aansluiting op GPS-apparaat JA, NEE of AUTO "AUTO"...
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner Invoer van de signaalbron werkstandsensor De bedieningsterminal krijgt het signaal "Werk-/transportstand" van de werkstandsensor (zie hoofdstuk 6.18.4.2, 83). pagina JA, NEE of AUTO Wijzig de parameters met de toetsen In de werkstand zendt de werkstandsensor Hi of Lo...
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner 7.1.8 Turbinesensor (hydraulisch aangedreven turbine) De hydraulisch aangedreven turbine heeft een druksensor (zie ook hoofdstuk 4.4.2, 37) of pagina een toerentalsensor. Wijzig de parameters met de toetsen Turbinebewaki ng aanwezig Druk (turbine met druksensor)
Basisinstelling door uw AMAZONE-servicepartner 7.1.10 Eenhedensystemen Weergave Metrisch systeem ......(m, ha, km/h, kg) Angelsaksische systeem ....(ft, ac, mph, lb) Wijzig de parameters met de toetsen 7.1.11 Fabrieksinstelling JA ..... de fabrieksinstelling wordt hersteld NEE ..de actuele instelling blijft behouden...
Reinigen, service en onderhoud Reinigen, service en onderhoud GEVAAR Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
Reinigen, service en onderhoud Eerste gebruik Trek alle schroefverbindingen na ca. 20 bedrijfsuren na en controleer deze daarna na elke 250 bedrijfsuren. Reiniging 1. Maak de zaaigoedtank en de doseerunit leeg. 2. Bouw de zaaias uit voor de intensieve reiniging van de doseerunit. 3.
Zaaitabellen Zaaitabellen De zaaitabelwaarden zijn referentiewaarden welke door korrelvorm, korrelgrootte, duizendkorrelgewicht en ontsmetting kunnen veranderen. Het exacte zaaiastoerental voor de gewenste afgifte volgt uit de waarden van de kalibratie. voor machines met 8 zaaileidingslangen. Wanneer uw machine 6 zaaileidingslangen heeft, wordt de afgifte overeenkomstig gereduceerd.