oppervlak en de snijrand van het maaimes
(Figuur 82).
1. Meet vanaf een
horizontaal oppervlak
4. Het verschil tussen de meting van punt B en punt
C mag niet meer dan 6 mm bedragen. Als dit niet
het geval is, ga dan verder met de procedures in
Horizontale maaidekhoogte aanpassen.
Horizontale maaidekhoogte aanpassen
U kunt de horizontale hoogte aanpassen door de
bandenspanning van de achterbanden en de U-platen
aan de kant van het maaidek aan te passen.
1. Pas de bandenspanning aan. Doe dit aan de kant
waar aanpassing nodig is.
2. De U-platen bevinden zich aan de kant van het
maaidek (Figuur 83).
3. Maak de U-plaat aan één kant los en pas deze aan
naar boven of naar beneden om ervoor te zorgen dat
het verschil tussen de meting bij punt B en C niet
meer dan 6 mm bedraagt (Figuur 83).
4. Ga verder met Schuinstand van het maaidek
controleren.
Figuur 82
2. Meet bij de punten B en C.
1. U-plaat
Schuinstand van het maaidek
controleren.
1. Breng de achterbanden op de spanning volgens de
specificaties.
2. Zet één maaimes in de schuinstand. Meet bij
de punten A en B. Meet de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijranden van de
maaimessen (Figuur 84).
3. Het maaimes moet bij punt A 6 mm lager zijn dan
bij punt B. Draai de messen en herhaal de procedure
met de andere messen. Ga verder met Schuinstand
van het maaidek aanpassen als de afstand te groot
of te klein is.
60
G015244
Figuur 83
2. Moeren en bouten