Figuur 70
1. Linkerrijhendel
2. Rechterrijhendel
2. Til de kabelvergrendeling waarmee de
kabelafstellingmoeren zijn bevestigd op en
verwijder de vergrendeling (Figuur 71).
3. Draai de rechterkabelafstelling zo, dat de
rechterrijhendel in het midden van de sleuf voor de
neutraalstand in het bedieningspaneel staat.
4. Draai de linkerkabelafstelling zo, dat de
linkerrijhendel gelijk is uitgelijnd met de
rechterrijhendel. Hierdoor blijft de sporing van de
snelheid van het linkerwiel gelijk aan de snelheid van
het rechterwiel.
5. Controleer of de sporing juist is. Raadpleeg De
sporing afstellen in het gedeelte Onderhoud.
6. Plaats de kabelvergrendeling op de
kabelafstellingmoeren om de afstelling te
borgen (Figuur 71).
g015241
3. Vergrendelde
neutraalstand
4. Stel de uitlijning
voor/achter van de
rijhendels af
1. Linkerkabelafstelling
2. Kabelvergrendeling
53
Figuur 71
3. Rechterkabelafstelling
g017848