Al naar gelang de ingestelde lasstroom (I) wordt het snijpunt (werkpunt) van de
karakteristieken (4), (5) en (6) langs de werklijn (1) verschoven. Het werkpunt
geeft uitsluitsel over de actuele lasspanning en de actuele lasstroom.
Bij een vast ingestelde lasstroom (I
tieken (4), (5) en (6) bevinden, al naargelang de lasspanning op dat moment. De
lasspanning U is afhankelijk van de vlambooglengte.
Als de vlambooglengte verandert, bijv. overeenkomstig de werklijn (2), is het
werkpunt het snijpunt van de overeenkomstige karakteristiek (4), (5) of (6) met
de werklijn (2).
Geldt voor de karakteristieken (5) en (6): Afhankelijk van de lasspanning (licht-
booglengte) wordt de lasstroom (I) eveneens groter of kleiner, bij een gelijkblij-
vende instelwaarde voor I
Uco
U (Voltage) cut-off - begrenzing van de lasspanning:
Eenheid
Instelbereik
Fabrieksinstelling
In principe is de lichtbooglengte afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen
te beëindigen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. De
parameter Uco staat het beperken van de lasspanning toe op een waarde die
het beëindigen van de laswerkzaamheid al bij slechts een gering opheffen van
de staafelektrode toestaat.
OPMERKING!
Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd,
stelt u de parameter Uco op een hogere waarde in.
) kan het werkpunt zich langs de karakteris-
1
.
1
V
OFF of 5 - 90
OFF ('UIT')
135