Download Print deze pagina

Olympus E-520 Handleiding pagina 111

Advertenties

• Corrigeer de belichting in de richting van de [+]. g"Belichtingscorrectie" (blz. 47)
• Gebruik [g] (BEACH & SNOW) in g (motiefprogramma) om de foto te maken. Deze stand is
uitstekend geschikt voor het maken van foto's van de zee op een zonnige dag of sneeuwtoppen op
bergen. g"Functieknop" (blz. 4)
• Gebruik [nHI] (spotmeting bij veel lichte partijen).
Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen.
Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt.
g"Lichtmeetmethode wijzigen" (blz. 46)
• Maak de foto's met de functie AE bracketing.
Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie moet zijn, probeer dan AE bracketing.
De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een grotere
belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar boven of naar
beneden veranderen en de foto nemen. g"AE bracketing (belichting variëren)" (blz. 49)
Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht
Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte
plekken beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting
bepaalt naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm.
• Zet [METERING] op [n] (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van
het beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van
de beeld. Terwijl u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt
u de ontspanknop in.
g"Lichtmeetmethode wijzigen" (blz. 46)
• Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulflitsen) en neem de foto. U kunt een object
fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het object donkerder lijkt. [#] (invulflitsen)
wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander kunstlicht.
g"Flitserfunctie instellen" (blz. 68)
Foto is te licht of te donker
Bij het maken van foto's in de standen S of A kan de aangegeven sluitertijd of het aangegeven
diafragma gaan knipperen. Dit geeft aan dat er geen correcte belichting mogelijk is.
Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat gebeurt, verandert
u het diafragma of de sluitertijd.
g"Diafragmavoorkeuze" (blz. 43), "Sluitertijdvoorkeuze" (blz. 43),
"Waarschuwingsindicatie belichting" (blz. 122)
Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto
Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement.
Voer [PIXEL MAPPING] uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping
een paar keer.
g"Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties" (blz. 117)
Aanvullende fotografeertips en -gegevens
Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen
Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven
hoe u meer beelden kunt opslaan.
• Verander de beeldkwaliteit.
De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats
er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner
de resolutie en hoe hoger de compressiefactor, des te kleiner zal de omvang van het fotobestand
worden. Om de bestandsgrootte te beperken, combineert u een lage resolutie met een hoge
compressiefactor en legt u deze instelling vast met [K SET].
U kunt het aantal pixels verder beperken door [PIXEL COUNT] in te stellen op minder pixels voor
resolutie [X] of [W]. g"De beeldkwaliteit selecteren" (blz. 60), "K SET" (blz. 94), "PIXEL
COUNT (aantal pixels)" (blz. 94)
• Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje.
Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
12
111
NL

Advertenties

loading