Fotografeertips
Scherpstellen op het object
Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het object.
Autofocusveld is niet scherpgesteld op het onderwerp
• Gebruik het scherpstelgeheugen (focus lock) om in het autofocusveld scherp te stellen op het
onderwerp.
g"Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt" (blz. 54)
Autofocus stelt scherp op een ander punt dan het onderwerp in het autofocusveld.
• Zet [AF AREA] op R en stel scherp op het midden van het beeld. g"AF-kader
selecteren" (blz. 53)
Het object beweegt snel
• Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het object dat
u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto opnieuw af en wacht totdat
het object binnen het beeld verschijnt.
Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens
• Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met AF scherp
te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Stel handmatig scherpstellen (MF) in,
draai aan de scherpstelring stel handmatig scherp. g"MF (handmatig scherpstellen)" (blz. 52)
Fotograferen onder slechte lichtomstandigheden
• De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF helpt de flitser u scherp
te stellen onder slechte lichtomstandigheden, als de flitser omhoog staat. g"Fotograferen met
de ingebouwde flitser" (blz. 71), "AF ILLUMINAT." (blz. 87)
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen
Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen.
AF-teken knippert
Deze onderwerpen
worden niet
scherpgesteld.
AF-teken gaat branden
maar het onderwerp is
niet scherpgesteld.
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het
onderwerp bevindt, bepaal de compositie en neem de foto.
Foto's maken zonder bewegingsonscherpte
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld onscherp wordt.
Het onderwerp is te donker
• Verander de sluitertijd om deze aan de helderheid van het onderwerp aan te passen. Als de sluitertijd
lang is ingesteld om een donker onderwerp te fotograferen, is het goed mogelijk dat de opname
onscherp wordt als het onderwerp beweegt. En, als de flitser uitgeschakeld is in g
(motiefprogramma), wordt de sluitertijd langer.
Monteer de camera op een statief. Door de afstandsbediening (optioneel) voor het sluiten van
de sluiter te gebruiken, kan ook de bewegingsonscherpte verminderd worden.
Er zijn ook manieren om te fotograferen met [q] (DIS MODE) onder g (motiefprogramma).
Aangezien de ISO-gevoeligheid automatisch groter wordt, kunt u de camera in uw hand houden
en foto's maken in lichte situaties met de flitser uit.
Object met weinig contrast
Onderwerpen op
verschillende afstanden
Extreem fel licht in het
midden van het beeld
Snel bewegende objecten
Een onderwerp met
patronen die zich herhalen
Het onderwerp valt niet
binnen het AF-gebied
12
109
NL