De actieve rijmodus 2 gaat
naar de achtergrond en wordt
in de pop-up 3 weergegeven.
De oriëntatiehulp 4 geeft aan
hoeveel rijmodi er beschikbaar
zijn.
De toets 1 zo vaak bedienen,
totdat de gewenste rijmodus
wordt weergegeven.
Als de motorfiets stilstaat
wordt de gekozen rijmodus
na circa 2 seconden geacti-
veerd.
De nieuwe rijmodus wordt tij-
dens het rijden geactiveerd,
als aan de volgende voor-
waarden is voldaan:
Gashendel in de stationaire
stand.
Rem wordt niet bediend.
De ingestelde rijmodus met
de betreffende aanpassingen
van de motorkarakteristiek
en de DTC-regeling blijft ook
na het uitschakelen van het
contact bewaard.
CRUISE CONTROL
Cruise control inschakelen
Voorwaarde
DTC is ingeschakeld en ABS is
actief.
WAARSCHUWING
Gebruik van de rijsnelheids-
regeling bij ongunstige toe-
stand van de weg
Gevaar voor vallen
Bij een ongunstige toestand
van de weg, bijv. sneeuw,
ijs, zware regen, offroad of
bij een gladde ondergrond,
de rijsnelheidsregeling niet
gebruiken.
Op zeer bochtige wegen
de rijsnelheidsregeling niet
gebruiken.
79