Zelfaanzuigende werking
Bij aanvang moet er voldoende vloeistof in de pomp aanwezig zijn om de inwendige spelingen en de
dode ruimten op te vullen. Dit laat de pomp toe om een drukverschil op te bouwen.
Om deze reden moet voor het pompen van vloeistoffen met lage viscositeit een voetklep van
dezelfde of grotere diameter als de aanzuigleiding geïnstalleerd worden. De pomp kan eveneens
zonder voetklep geïnstalleerd worden, maar dan in een U-leiding.
Opmerking! Een voetklep is niet aanbevolen voor het pompen van hoog viskeuze vloeistoffen.
•
Om lucht en gassen uit de aanzuigleiding en pomp te verwijderen, moet de tegendruk in de
uitlaatleiding verminderd worden. In het geval van zelfaanzuigende werking moet de pomp
worden gestart met een open en lege uitlaatleiding, zodat lucht en gas bij een lage tegendruk
kunnen ontsnappen.
•
Een andere mogelijkheid in het geval van lange leidingen of wanneer een terugslagklep in de
uitlaatleiding geplaatst is, bestaat erin om een bypass te plaatsen met een isoleerkraan dicht bij
de uitlaatzijde van de pomp. Deze kraan wordt geopend bij het opgieten en laat toe dat lucht of
gas ontsnapt bij een lage tegendruk.
De bypass moet terug naar de voorraadtank geleid worden – niet naar de aanzuigpoort.
3.18.6.3 Isoleerkranen
Voor het uitvoeren van onderhoud is het noodzakelijk dat de pomp geïsoleerd kan worden.
De pomp kan geïsoleerd worden door het plaatsen van kranen
in de zuig- en persleiding.
•
Deze kranen moeten een cilindrische
doorgang hebben van dezelfde diameter als
de leidingen (volledige boring). (Bij voorkeur
schuifafsluiters of bolkranen).
•
De kranen moeten volledig geopend
zijn bij het in werking stellen van de
pomp. Het debiet mag nooit geregeld
worden door het sluiten van kranen in
de zuig- of persleidingen.
Het moet geregeld worden door de
snelheid van de as te wijzigen of door
een deel van de verpompte vloeistof
over een bypass terug te voeren naar de voorraadtank.
3.18.6.4 Zeef
Vreemde delen kunnen de pomp ernstig beschadigen. Vermijd het binnenkomen hiervan door het
plaatsen van een zeef.
•
Bij de keuze van een zeef moet men aandacht besteden aan de grootte van de openingen zodat
de drukverliezen minimaal blijven. De doorstroomoppervlakte van de zeef moet driemaal groter
zijn dan deze van de aanzuigleiding.
•
Plaats de zeef zodanig dat onderhoud en reiniging mogelijk zijn.
•
Ga na of de drukval van de zeef berekend wordt met de juiste viscositeit. Indien noodzakelijk kan
de zeef verwarmd worden om de viscositeit en het drukverlies te verlagen.
Voor de maximaal toelaatbare deeltjesgrootte zie paragraaf 3.15.
3.18.7 Secundaire leidingen
Zie paragraaf 6.0 voor de afmetingen van verbindingen en stoppen.
3.18.7.1 Aflaatleidingen
De pomp is voorzien van aflaatstoppen.
Be
A.0500.502 – IM-TGGS/06.01 NL (12/2020)
de
Ba
Bk
Bypass
Zuig
Bb
Be
Ba
Bk
Pers
Leidingen
Bn
de
33