7. Regelfuncties
H
Afb. 22 Keuze van pompinstelling voor systeemtype
Fabrieksinstelling: Tussenliggende proportionele drukcurve, PP2.
Proportionele drukcurve (PP1, PP2 of PP3)
Regeling met proportionele druk past de pompcapaciteit aan de
actuele warmtevraag in het systeem aan, maar de pompcapaci-
teit volgt de geselecteerde capaciteitscurve PP1, PP2 of PP3. Zie
afb.
23
waarbij PP2 is geselecteerd. Voor meer informatie, zie
paragraaf
8. Problemen met het product
H
Afb. 23 Drie proportionele drukcurves/instellingen
De keuze van de juiste proportionele drukinstelling hangt af van
de kenmerken van het desbetreffende verwarmingssysteem en
de actuele warmtevraag.
14
Q
opsporen.
PP3
PP2
PP1
Q
Constante drukcurve (CP1, CP2 of CP3)
Regeling met constante druk past de pompcapaciteit aan de actu-
ele warmtevraag in het systeem aan, maar de pompcapaciteit
volgt de geselecteerde capaciteitscurve CP1, CP2 of CP3. Zie
afb.
24
waarbij CP1 is geselecteerd. Voor meer informatie, zie
paragraaf
8. Problemen met het product
H
Afb. 24 Drie constante drukcurves/instellingen
De keuze van de juiste constante drukinstelling hangt af van de
kenmerken van het desbetreffende verwarmingssysteem en de
actuele warmtevraag.
Constante curve (I, II of III)
Bij bedrijf met constante curve draait de pomp met een constant
toerental, onafhankelijk van de actuele debietvraag in het
systeem. De pompcapaciteit volgt de geselecteerde capaciteits-
curve, I, II of III. Zie afb.
25
waarbij II is geselecteerd. Voor meer
informatie, zie paragraaf
8. Problemen met het product
H
Afb. 25 Drie instellingen voor constante curve
De keuze van de juiste instelling voor constante curve/constant
toerental hangt af van de kenmerken van het betreffende verwar-
mingssysteem.
opsporen.
CP3
CP2
CP1
Q
opsporen.
Q