De flitser werkt niet.
Controleer of de flitseenheid (of flitskabel) goed is bevestigd op de camera.
Wanneer u een flitser gebruikt in Live View-opnamen, stelt u [
een andere optie dan [Elektronisch] (
De flitser werkt altijd op vol vermogen.
Als u een andere flitseenheid gebruikt dan Speedlite uit de EL/EX-serie, werkt de flitser
altijd op vol vermogen (
Wanneer de aangepaste functie-instelling voor flits voor [Flits meetmethode] is
ingesteld op [TTL-flitsmeting] (automatische flits), werkt de flitser altijd op vol vermogen
(
).
De flitsbelichtingscorrectie kan niet worden ingesteld.
Als flitsbelichtingscorrectie al is ingesteld op de externe Speedlite, kan
flitsbelichtingscorrectie niet meer worden ingesteld op de camera. Wanneer de
flitsbelichtingscorrectie van de externe Speedlite wordt geannuleerd (ingesteld op 0),
kan de flitsbelichtingscorrectie van de camera weer worden ingesteld.
Synchronisatie op hoge snelheid is niet beschikbaar in de modus
<
>.
Stel [Flitssync.snelheid AV-modus] in [
(
).
Ik kan niet fotograferen met Live View.
Stel [
: Live view-opname.] in op [Inschak.].
Tijdens Live View-opnamen wordt een wit
weergegeven.
Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. De beeldkwaliteit
van foto's kan nog slechter zijn als een wit [
pictogram [
] wordt weergegeven, geeft dit aan dat de Live View-opnamen binnen
afzienbare tijd automatisch worden stopgezet (
Tijdens het maken van movie-opnamen wordt het rode pictogram
weergegeven.
).
).
: Externe Speedlite besturing] op [Auto]
921
: Sluitermodus] in op
- of rood
]-pictogram verschijnt. Als het rode
).
-pictogram