14. Aanwijzingen voor correct functioneren van de orthese
Probleem
In de Auto-modus
vergrendelt het
systeemgewricht niet in
loading response en mid
stance.
In de Auto-modus
vergrendelt het
systeemgewricht in
lichte flexiestand in
loading response.
In de Auto-modus
ontgrendelt het
systeemgewricht niet in
terminal stance.
Oorzaak
De draad is te kort. Daardoor wordt deze
niet voldoende naar boven geschoven,
waardoor de vergrendelingspal niet in de
vertanding van de tandkrans grijpt.
De bewegingsvrijheid in plantairflexie
is te gering (minder dan 10°). Daardoor
wordt de draad niet voldoende naar boven
geschoven, waardoor de vergrendelingspal
niet in de vertanding van de tandkrans
grijpt.
De bowdenkabelhoes bevindt zich niet
meer in het bowdenkabelkanaal.
Door te zwak of overmatig sterk naar
voren zwaaien van het onderbeen wordt
het systeemkniegewricht niet in volle
extensie gebracht. Het laatste resulteert in
terugstuiten tegen de aanslag in een lichte
flexiestand. Dit is direct vóór hielcontact te
herkennen aan een, vanaf ventraal gezien,
duidelijk zichtbare spleet tussen bovenste
en onderste deel van het systeemkniege-
wricht.
De dorsaalaanslag wordt in terminal
stance niet bereikt. Daardoor vindt er geen
hefboomwerking van de voorvoet plaats bij
het leveren van het noodzakelijke exten-
siemoment in de knie. Het is niet mogelijk
om de vergrendelingspal mechanisch los te
maken uit de vertanding.
Maatregel
Bouw een langere draad in. Neem
goed nota van de aanwijzingen in de
online-tutorial.
Afhankelijk van de oorzaak voor de
te geringe bewegingsvrijheid voert u
de volgende maatregel uit:
- Vervang in het systeemenkelge-
wricht de veereenheid om meer
bewegingsvrijheid te bereiken.
- Vervaardig een functionele
hoogtecompensatie bij bewegings-
beperkingen. Let daarbij op het
contralaterale been.
- Adviseer een loopcursus, wanneer
de staplengte erg kort is of een
backward lean niet/nauwelijks
wordt bereikt.
- Controleer de basisopbouw van
de orthese en eventueel de
effectiviteit van de dorsaalaanslag.
Voer de bowdenkabelhoes weer in
het bowdenkabelkanaal in.
Adviseer een loopcursus om
een harmonieuze en natuurlijke
zwaaifase te verkrijgen.
Controleer de basisopbouw van de
orthese en stel de dorsaalaanslag af.
15