4. Instellingen van focus, helderheid (belichting) en kleurtoon
• Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Onderwerpen en opname-omstandigheden waarbij het scherpstellen moeilijk
is
• Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast.
• Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen.
• Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet.
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt
van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij.
Afstellen van de compositie terwijl de sluiterknop tot halverwege ingedrukt
wordt
Als opgenomen wordt met [Ø] volg dan onderstaande stappen als het onderwerp niet in
het midden van het beeld staat dat u wilt opnemen. (Als de focusmodus op [AFS] gezet is)
1 Richt de AF-zone rondom het onderwerp.
2 Druk de sluiterknop tot halverwege in.
• Hierdoor zullen scherpstelling en belichting vergrendeld worden.
3 Terwijl u de functieknop tot halverwege ingedrukt blijft houden, beweegt u de camera
om het beeld samen te stellen dat u wilt opnemen.
4 Druk op de sluiterknop om de foto te maken.
94