Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatie; Controles; Atex Certifiëring; Werkingsomgeving - Johnson Pump SPX TopLobe Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3.0 Installatie

3.1

Controles

Voor het installeren moet de apparatuur worden gecontroleerd.
• Overtuig u ervan dat de gegevens van de apparatuur (zoals vermeld op de naamplaat,
in de documentatie, etc.) overeenkomen met de explosiegevaarlijke zone, categorie en
systeemvereisten.
• Mogelijke schade: de geïnstalleerde apparatuur moet onbeschadigd zijn en moet voor de
installatie op correcte wijze zijn opgeslagen. Neem, in geval van twijfel of bij geconstateerde
beschadigingen, contact op met uw lokale leverancier.
• Zorg ervoor dat warme lucht van andere installaties de omgeving van de pompunit niet beïnvloedt;
de omgevingslucht mag niet warmer zijn dan 40°C.
• Een gedetaileerde controlelijst dient correct te worden gevolgd(zie 6.0)
3.2
ATEX certifiëring
Alle additionele apparatuur, zoals koppelingen, beschermkappen, aandrijving, motor, randapparatuur,
etc. moet deel uitmaken van de ATEX certifiëring of moet separaat zijn gecertificeerd voor de
geschikte temperatuurcategorie. De samengestelde pompunit moet voorzien zijn van een separate
certifiëring en een separate naamplaat, geleverd door de fabrikant van de pompunit.
3.3

Werkingsomgeving

• De pomp en de installatie moeten toegankelijk zijn voor onderhoud en inspectie tijdens het bedrijf,
zie Gebruikershandleiding.
• Verluchting van de pomp, aandrijving en motor dienen verzekert te zijn.
• Achter een elektromotor moet een vrije ruimte voor toestroom van koellucht zijn, ter grootte van
tenminste 1/4 van de motordiameter.
• De pomp dient gemonteerd te worden met de assen horizontal. Afwijking van de aanbevolen
installatie zal de drainage, vulling, verluchting en goed functioneren van de asafdichting
beinvloeden, en de warmteafvoer zal onzeker worden.
• Er moeten geschikte separate aardingsvoorzieningen aanwezig zijn, dicht bij de fundatieplaat van
de pompunit.
• In gevaarlijke gebieden moeten de elektrische aansluitingen voldoen aan IEC60079-17.
3.4

Fundatieplaat

• De fundatieplaat moet altijd voorzien zijn van een aardnok.
• Zorg ervoor dat de aardleiding op de juiste wijze is aangesloten op de fundatieplaat.
3.5

Aandrijving, askoppeling en beschermkap

• Het aanloopkoppel van een lobbenpomp is praktisch gelijk aan het nominale aanloopkoppel
tijdens bedrijf. Het opstartkoppel van de elektromotor moet voldoende hoog zijn: het motor-
vermogen is 20% tot 25% groter gekozen dan het opgenomen vermogen van de pomp. Indien het
opstartkoppel te laag is zal het langer duren om de pomp te starten en kan de motortemperatuur
oplopen tot onacceptabel niveau. Als een motor met variabel toerental wordt gebruikt moet de
motorkoeling onafhankelijk van het toerental functioneren of moet deze gegarandeerd voldoende
zijn bij het laagste toerental.
• Volg de separate instructies voor de reductor en de aandrijfmotor en voor explosieveilige
askoppelingen.
• Als een riemaandrijving wordt toegepast, wees er dan zeker van dat de riemen een voldoende
elektrisch geleidingsvermogen bezitten om elektrostatische ladingen te voorkomen. Gebruik alleen
drijfriemen met een elektrische lekweerstand kleiner dan 10
aluminium of lichtmetalen riemschijven die meet dan 7.5% magnesium bevatten.
12
Ohm en vermijdt het gebruik van
9
A.0501.252 – Atex IM-TL/05.00 NL (12/2011)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave