Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt
Controlelamp brandt even bij inge‐
schakeld parkeerlicht.
Knippert
Controlelamp knippert bij ingescha‐
kelde richtingaanwijzer of alarmknip‐
perlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilampen vervangen 3 148. Ze‐
keringen 3 160. Richtingaanwijzers
3 99.
Gordelverklikker
X brandt of knippert rood.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel wordt
omgedaan.
Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert
Na het wegrijden, totdat de veilig‐
heidsgordel wordt omgedaan.
Veiligheidsgordel omdoen 3 41.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van de ontsteking
brandt de controlelamp ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na 4 seconden of licht deze
op tijdens het rijden, dan is er een
storing in de gordelspanners of de air‐
bags. In dat geval knipperen ook de
leds in de toets W.De airbags en gor‐
delspanners gaan mogelijkerwijs niet
af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of air‐
bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van v.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Airbagsysteem, gordelspanners
3 42, 3 39.
Airbag-deactivering
W brandt samen met de leds in de
toets W: airbag gedeactiveerd 3 45.
W knippert: het systeem kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd binnen
15 seconden na het inschakelen van
het contact 3 45.
Laadsysteem
p brandt of knippert rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft kort na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet geladen. Motorkoeling wordt mo‐
gelijk onderbroken. Bij een dieselmo‐
tor kan de rembekrachtiging dienst
weigeren. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
79