106
Klimaatregeling
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse ventilatieopeningen
openen naar wens en op de zijrui‐
ten richten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de
voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Let op
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontdooien zijn geselecteerd, is er
geen Autostop mogelijk.
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontdooien zijn geselecteerd ter‐
wijl de motor in een Autostop is, zal
de motor automatisch herstarten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐
systeem biedt de airconditioning:
= Koeling
n
4 = Luchtrecirculatie
Verwarmde stoelen ß 3 39, Ver‐
warmd stuurwiel * 3 70.
Koeling n
Wordt bediend met toets n en werkt
alleen wanneer de motor draait en de
aanjager is ingeschakeld.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de bui‐
tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen. Wanneer het
koelsysteem wordt uitgeschakeld,
vereist het klimaatregelsysteem niet
dat de motor wordt herstart tijdens
een Autostop.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop gebeuren
tot de gevraagde temperatuur in de
passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 115.