Startbeveiliging
Het systeem controleert of de auto
met de gebruikte sleutel gestart mag
worden. Wordt de transponder in de
sleutel goedgekeurd, dan kan de mo‐
tor worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd, nadat u de sleutel uit het
contactslot hebt gehaald.
Knippert controlelamp A nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Brandt de controlelamp na het starten
van de motor, dan is er een storing in
de elektronica van motor of versnel‐
lingsbak 3 80, 3 122, 3 127, of zit
er water in het dieselbrandstoffilter
3 89.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 26.
Sleutels, portieren en ruiten
Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Instellen met
vierwegschakelaar bij uitvoering
met handmatige ruitbediening
27