Wanneer ESP®
Plus
wordt uitgescha‐
keld, gaat de controlelamp v bran‐
den. Bovendien verschijnt ESPoff in
het service-display.
9 Waarschuwing
Als bij het gebruik van banden met
noodloopeigenschappen een van
deze banden zijn spanning ver‐
liest, het ESP®
niet uitschake‐
Plus
len.
Het ESP®
kan opnieuw worden in‐
Plus
geschakeld door toets v in te druk‐
ken. Bovendien verschijnt ESPon op
het servicedisplay. Ook wordt het
ESP®
weer geactiveerd als het
Plus
contact opnieuw wordt ingeschakeld.
Cruise control
Cruisecontrol
De cruisecontrol kan snelheden van
ca. 30 tot 200 km/u opslaan en aan‐
houden. Bij het op- en afrijden van
hellingen kunnen afwijkingen van de
opgeslagen snelheden voorkomen.
Om veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal werd
bediend.
De cruisecontrol niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Rijden en bediening
Bij de automatische versnellingsbak
en de geautomatiseerde versnel‐
lingsbak de cruisecontrol alleen in de
automatische modus inschakelen.
Controlelamp m 3 84.
Inschakelen
Schakelaar m omhoogdraaien en los‐
laten: de huidige snelheid wordt op‐
geslagen en aangehouden.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het gas‐
pedaal wordt opnieuw de opgeslagen
snelheid aangehouden.
De snelheid wordt opgeslagen totdat
het contact wordt uitgeschakeld.
Om de opgeslagen snelheid te her‐
vatten, schakelaar g omlaagdraaien
bij een snelheid van meer dan
30 km/u.
Snelheid verhogen
Bij ingeschakelde cruisecontrol scha‐
kelaar m omhoogdraaien en vasthou‐
den of meerdere malen kort ver‐
draaien: constante of stapsgewijze
verhoging van de snelheid.
131