Voorzichtig
Zorg ervoor dat het pedaal het op‐
pervlak van het fietsenrek niet
raakt. Anders zou de onderste kru‐
kas tijdens het vervoer bescha‐
digd kunnen raken.
Fiets in de lengterichting van de auto
uitlijnen: Crankbevestiging iets los‐
draaien.
Fiets verticaal plaatsen met behulp
van de draaigreep op de crankhou‐
der.
Wanneer de twee fietsen elkaar in de
weg staan, kan de onderlinge plaat‐
sing van de fietsen worden aange‐
past door de wielhouders en de draai‐
greep op de crankhouder bij te stellen
totdat de fietsen elkaar niet meer ra‐
ken. Zorg daarbij voor voldoende tus‐
senruimte tot de auto.
Klemschroef op de crankbevestiging
handmatig maximaal vastdraaien.
Beide fietswielen met spanbanden
aan wielhouders vastmaken.
Controleren of fiets goed vastzit.
Opbergen
De instellingen voor de wielhouders
en de draaigreep van de crankhouder
moeten voor elke fiets worden geno‐
teerd en bewaard. Een correcte voor‐
instelling vergemakkelijkt het op‐
nieuw aanbrengen van de fiets.
Fiets van het draagsysteem
achteraan verwijderen
Spanbanden van beide fietswielen
losmaken.
Fiets vasthouden, de klemschroef op
de crankbevestiging losdraaien, de
crankbevestiging optillen en verwijde‐
ren.
59