Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole
Spot in het binnenspiegelbehuizing.
Automatische, daglichtafhankelijke
regeling van de middenconsolever‐
lichting.
Instapverlichting
Na het ontgrendelen van de auto
branden de instrumentenverlichting,
de voetruimteverlichting voor en ach‐
ter en de infodisplayverlichting gedu‐
rende enkele seconden.
Wegrijden3 17.
Wegverlichting
Koplampen gaan ca. 30 seconden
branden.
Om in te schakelen, toets q op de af‐
standsbediening bij vergrendelde
auto tweemaal indrukken.
Landspecifieke uitvoering: Om de
functie in te schakelen, toets q op de
afstandsbediening bij vergrendelde
auto eenmaal indrukken.
Door inschakelen van de ontsteking
of indrukken van toets p op de af‐
standsbediening wordt de functie uit‐
geschakeld.
Afhankelijk van de gebruikte sleutel
kan deze functie worden in- en uitge‐
schakeld. Persoonlijke instellingen
3 94.
Uitstapverlichting
Koplampen gaan na het inschakelen
van het systeem en het sluiten van
het bestuurdersportier ca.
30 seconden branden.
Verlichting
Inschakelen
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Contactsleutel verwijderen.
3. Bestuurdersportier openen.
4. Richtingaanwijzerhendel naar
u toe trekken.
5. Bestuurdersportier sluiten.
Wordt het bestuurdersportier niet ge‐
sloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De verlichting wordt onmiddellijk uit‐
geschakeld als de sleutel in het con‐
tactslot wordt gestoken of als aan de
103