N41085
Klepspeling afstellen
De klepspeling wordt met koude motor gecontroleerd tussen de bovenkant van de klepsteel en de kleptuimelaar
(AP). De correcte speling voor inlaatkleppen is 0,20 mm en 0,45 mm voor uitlaatkleppen. De klepstanden zijn
aangegeven in (AQ). Draai de borgmoer los en stel de speling correct af door de stelschroef naar binnen of
naar buiten te draaien. Draai de borgmoer weer vast zodat de stelschroef niet meer kan bewegen.
De kleppenvolgorde van cilinder nr. 1 wordt getoond in onderstaande tabel.
N.B.: Cilinder nr.1 is de cilinder die het verst is verwijderd van de vliegwielkant van de motor.
1.
Draai de krukas in de normale draairichting totdat de inlaatklep (AQ7) van cilinder nr. 4 een beetje is
geopend en de uitlaatklep (AQ8) van dezelfde cilinder niet helemaal is gesloten. Controleer de speling van
de kleppen (AQ1 en AQ2) van cilinder nr. 1 en stel deze af als dit nodig is.
2.
Stel kleppen (AQ3 en AQ4) van cilinder nr. 2 af zoals hierboven is aangegeven voor cilinder nr. 4.
Controleer vervolgens de speling van de kleppen (AQ3 en AQ4) van cilinder nr. 3 en stel deze af als dit nodig
is.
3.
Stel de kleppen (AQ1 en AQ2) van cilinder nr. 1 af. Controleer vervolgens de speling van de kleppen
(AQ7 en AQ8) van cilinder nr. 4 en stel deze af als dit nodig is.
4.
Stel de kleppen (AQ1 en AQ2) van cilinder nr. 3 af. Controleer vervolgens de speling van de kleppen
(AQ3 en AQ4) van cilinder nr. 2 en stel deze af als dit nodig is.
Cilinder en klepnummer
Klep
I = Inlaat
U = Uitlaat
1
2
1
2
3
4
I
U
I
U
3
4
5
6
7
8
I
U
I
U
Hoofdstuk 4
Pagina 89
89