N41085
Klepspeling afstellen - 422GM en 422TGM
Opmerkingen:
• De klepspeling wordt bij een koude motor met een voelermaat gecontroleerd tussen de bovenkant van de
klepsteel en de kleptuimelaar (W). De juiste klepspeling van de in- en uitlaatkleppen is 0,20 mm. Draai de
klepstelschroeven vast tot 14 Nm 1,4 kgf m.
• De opstelling van de kleppen is getoond in (X). Klepnummers (X1) en (X2) zijn voor cilinder nummer 1,
aan de voorkant van de motor.
• De draairichting is met de klok mee gezien vanaf de voorkant van de motor.
1.
Koppel de ontluchtingspijp los van het kleppendeksel en verwijder de drie dopmoeren, stalen
onderlegringen en rubberen afdichtingen. Haal het kleppendeksel weg.
2.
Draai de krukas rechtsom totdat klep (X7) net iets is geopend en klep (X8) niet geheel is gesloten.
Controleer de speling van de kleppen (X1) en (X2) en stel deze af als dit nodig is.
3.
Draai de krukas rechtsom totdat klep (X3) net iets is geopend en klep (X4) niet geheel is gesloten.
Controleer de speling van de kleppen (X5) en (X6) en stel deze af als dit nodig is.
4.
Draai de krukas rechtsom totdat klep (X1) net iets is geopend en klep (X2) niet geheel is gesloten.
Controleer de speling van de kleppen (X7) en (X8) en stel deze af als dit nodig is.
5.
Draai de krukas rechtsom totdat klep (X5) net iets is geopend en klep (X6) niet geheel is gesloten.
Controleer de speling van de kleppen (X3) en (X4) en stel deze af als dit nodig is.
Let op: Als de buitenste dopmoeren van het kleppendeksel te strak worden aangedraaid, kan het samenstel
van de tapeinden en de plaat voor het onderstuk van het kleppendeksel beschadigd raken.
6.
Breng het kleppendeksel aan. Breng de dopmoeren, onderlegringen en rubberen afdichtingen correct
aan. Draai de dopmoeren aan tot 11 Nm 1,1 kgf m. Breng de ontluchtingspijp aan.
Hoofdstuk 4
Pagina 61
61