N41085
Modellen - 415GM, 422GM en 422TGM - Motor starten
Verschillende factoren zijn van invloed op het starten van de motor, zoals:
• het vermogen van de accu
• de prestaties van de startmotor
• de viscositeit van de smeerolie
• de installatie van een koudestartsysteem
• dikte van startkabels.
Een dieselmotor heeft een koudestarthulp nodig als deze in zeer koude omstandigheden wordt gestart.
Deze motoren zijn voorzien van een koudestarthulp die bestaat uit gloeibougies. Deze bevinden zich in de
verbrandingskamer van elke cilinder en zijn elektrisch aangesloten.
Voorbereidingen voor het starten van de motor
1.
Controleer of meer dan genoeg brandstof beschikbaar is voor de reis.
2.
Controleer of de brandstoftoevoerregeling (indien aanwezig) open staat.
3.
Controleer of het filter van de buitenboordkraan schoon is.
4.
Open de buitenboordkraan.
5.
Controleer de hoeveelheid koelvloeistof in het reservoir.
6.
Controleer de hoeveelheid smeerolie in het carter.
Een koude motor starten met de koudestarthulp
1.
Schakel het elektrische systeem in.
2.
Houd de verwarmingsschakelaar 10 seconden omlaag. Druk op de startknop om de startmotor in
werking te stellen. Laat de verwarmingsschakelaar los wanneer de motor aanslaat. De motor draait tot aan
het ingestelde toerental, 1500 of 1800 omw/min.
3.
Als de motor niet binnen 10 seconden start, houd dan de verwarmingsschakelaar opnieuw 10 seconden
omlaag en stel de startmotor opnieuw in werking. Laat de verwarmingsschakelaar los wanneer de motor
aanslaat. Controleer of er water uit de uitlaatpijp of het afzonderlijke afvoerkanaal komt.
Laat de motor en de startmotor altijd stationair lopen voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt.
Let op: Gebruik geen ether als startvloeistof.
Een warme motor starten
1.
Schakel het elektrische systeem in.
2.
Druk op de startknop om de startmotor in werking te stellen. Nadat de motor aangeslagen is, draait
deze tot het ingestelde toerental van 1500 of 1800 omw/min. Controleer of er water uit de uitlaatpijp of het
afzonderlijke afvoerkanaal komt.
Laat de motor en de startmotor altijd stationair lopen voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt.
Hoofdstuk 3
Bedieningsinstructies
Pagina 33
33