Tabel 22.
Nauwkeurigheid blaasmeting
RESULTAAT
Geslaagd
Niet goed
gescand
Interferentie
schaambeen
11. Gebruik indien nodig de volgende aanwijzing om de sonde opnieuw te richten en scan de patiënt
vervolgens opnieuw:
• De kleine stip onder aan de kruiscursor geeft de voeten van de patiënt aan.
• De bovenzijde van de kruiscursor geeft het hoofd van de patiënt aan.
• De kwadrant linksboven geeft de rechterschouder van de patiënt aan.
12. Als u de onderzoeksgegevens wilt opslaan, gaat u door naar de volgende procedure.
56
INDICATOR(S)
Als de scan is geslaagd en het doelgebied
is gescand, geeft de sonde acht pijlen weer
op het richtdisplay. De blaas verschijnt op
het consoledisplay in het midden van de
kruiscursor.
Als de scan is mislukt, wat wil zeggen
dat het doelgebied niet (goed) is
gescand, geeft de sonde een pijl weer
(ononderbroken of knipperend) die de
richting aangeeft waarin u de sonde moet
verplaatsen om het doelgebied te scannen.
Als de pijl ononderbroken brandt, houdt dit
in dat u enigszins naast het doelgebied zit
en dat het wordt aanbevolen om opnieuw
te richten en te scannen. Als de sonde
een knipperende pijl weergeeft, moet u
opnieuw richten en opnieuw scannen. In
beide gevallen is de blaas niet gecentreerd
op de kruiscursor.
U ziet wellicht ook een display waarop
wordt aangegeven dat het schaambeen
zich binnen de beeldkegel bevindt. Als dit
zich voordoet, moet u opnieuw richten
en scannen. Hoewel de blaas gecentreerd
kan zijn op de kruiscursor en uw meting
voltooid is, is het mogelijk dat het
schaambeen een gedeelte van de blaas aan
het oog onttrekt. Door opnieuw te richten
en te scannen zorgt u ervoor dat u de blaas
volledig binnen de beeldkegel vastlegt.
VOORBEELD