6. Plaats de sonde op de gel en richt deze vervolgens naar de verwachte locatie van de blaas. Bij de meeste
patiënten betekent dit dat de sonde enigszins onder een hoek naar het staartbeen wordt gericht zodat
het schaambeen niet in de scan wordt opgenomen.
7. Houd bij het scannen van obese patiënten zo veel mogelijk vetweefsel van de buik bij het instrument
vandaan door het vetweefsel op te tillen. Oefen meer druk uit op de sonde om de hoeveelheid
vetweefsel die het ultrageluid moet passeren te verminderen.
8. Zorg ervoor dat er zich geen luchtopeningen tussen de sonde en de huid van de patiënt bevinden en dat
u voldoende druk uitoefent om goed huidcontact te behouden totdat de scan is voltooid.
Opmerking: Als u te veel druk uitoefent, geeft het instrument het groter-dan-symbool (>) voor de
meting weer. Oefen minder druk uit en scan de patiënt opnieuw. Het groter-dan-symbool kan ook
verschijnen wanneer de twee uiteinden van de blaaswand zich buiten de beeldkegel bevinden vanwege
een grote/volle blaas die groter is dan de ultrasone scan.
9. Druk kortstondig op de scanknop die zich aan de onderzijde van de sonde bevindt. Houd het
instrument stil tijdens het scannen, zodat de positie, hoek en druk van het instrument niet wijzigen.
Gedeelten van de blaas verschijnen op het consolescherm gedurende de voortgang van de scan.
Wanneer u de eindtoon van het scanproces hoort, is het scannen voltooid.
10. Wanneer het resultatenscherm verschijnt, beoordeelt u als volgt de nauwkeurigheid van de scan.
Bedienings- en onderhoudshandleiding: Het apparaat gebruiken
Scanknop
55