5.2.4 Visuele controle van de rubberen buffers (optie: G, VG)
Als er beschadigingen zoals scheuren aan het oppervlak zichtbaar zijn, moeten de rubberen elementen
worden vervangen. Neem in dat geval contact op met de NORD-service.
5.2.5 Visuele inspectie van slangleidingen (optie: OT, CS2-X)
Reductoren met een oliepeilreservoir of een externe koelunit hebben rubberen slangen.
Controleer slangleidingen en schroefverbindingen op lekkages, sneden, scheuren, poreuze plekken en
schuurplekken. Als de slangen beschadigd zijn, moeten ze worden vervangen. Neem hiervoor contact
op met de serviceafdeling van NORD.
5.2.6 Met vet nasmeren (optie: VL2, VL3, W, AI, AN)
Bij sommige reductoruitvoeringen is een nasmeervoorziening aanwezig.
Bij de roerwerkuitvoeringen VL2 en VL3 vóór het nasmeren de ontluchtingsschroef tegenover de
smeernippel
losdraaien.
ontluchtingsschroefgat is ontsnapt. Draai vervolgens de ontluchtingsschroef er weer in.
Bij optie W en de IEC/NEMA-adapters AI en AN optie BRG1 het buitenste rollager bij de smeernippel
nasmeren met ca. 20-25 g vet. Bij de IEC/NEMA adapters AI en AN bevindt de smeernippel zich onder
een vastgeschroefd inspectiedeksel. Alvorens na te smeren, draait u de vetaftapplug los, zodat het
overtollige vet kan weglopen. Verwijder overtollig vet van de motoradapter.
Afbeelding 27: Smeer de IEC/NEMA-adapter AI en AN optie BRG1 na.
Aanbevolen vetsoorten:
•
Petamo GHY 133N (Fa. Klüber Lubrication)
B 1000 nl-3023
Vet
nasmeren
tot
1:
2:
3:
5 Inspectie en onderhoud
een
hoeveelheid
van
Kegelsmeernippel
Afvoerplug voor smeervet
Inspectiedeksel
ca.
20-25 g
uit
het
49