4.4 Koelslang (optie: CC)
LET OP
Reductorschade door oververhitting
•
Stel de aandrijving pas in bedrijf, nadat de koelslang op het koelcircuit is aangesloten en het
koelcircuit is ingeschakeld.
Bij vorstgevaar moet er tijdig een geschikt antivriesmiddel aan het koelwater worden toegevoegd.
Het koelmiddel moet een thermisch vermogen hebben dat vergelijkbaar is met dat van water.
•
Specifieke warmtecapaciteit van water bij 20°C: c = 4,18 kJ/kgK
De aanbevolen koelvloeistof is schoon, luchtbellenvrij proceswater zonder bezinkende stoffen. De
waterhardheid moet tussen 1°dH en 15°dH liggen, de pH-waarde tussen pH 7,4 en pH 9,5. Aan het
koelwater mogen geen agressieve vloeistoffen worden toegevoegd!
De koelmiddeldruk mag max. 8 bar bedragen. Het verdient aanbeveling om aan de koelmiddelinlaat
een drukverlager te monteren, om schade door een te hoge druk te voorkomen.
De koelmediuminlaattemperatuur mag 40°C niet overschrijden. De aanbeveling luidt 10°C.
De vereiste hoeveelheid koelmedium bedraagt 10 l/min.
De temperatuur en het debiet van het koelwater moeten worden gecontroleerd en gewaarborgd. Als de
toegestane temperatuur wordt overschreden, moet de aandrijving worden stilgelegd.
B 1000 nl-3023
4 Inbedrijfstelling
43