Gebruik van digitale effecten
Faders (
Begin of eindig scènes met een fade (overgang) vanaf of naar zwart.
Fade-start (FADE-T)
Schuiven (WIPE)
Verschuiving vanuit de hoeken
(CORNER)
Sprong (JUMP)
Zwaai (FLIP)
62
65)
Het beeld wordt geleidelijk zichtbaar.
Het beeld verdwijnt geleidelijk.
Het beeld begint als een verticale lijn in het
midden en wordt naar de zijkanten groter
totdat het gehele scherm hiermee gevuld is.
Het beeld wordt vanaf beide zijden van het
scherm dichtgeschoven.
Het beeld verschijnt vanaf de hoeken totdat
het gehele scherm hiermee gevuld is.
Het beeld wordt dichtgeschoven vanaf de
hoeken.
Vanaf de linkerzijde verschijnt een klein beeld
dat naar het midden springt en groter wordt
totdat het gehele scherm hiermee gevuld is.
Het beeld krimpt, springt vanaf het midden
naar links en verdwijnt.
Het beeld zwaait het scherm op.
Het beeld zwaait het scherm uit.