18
|
Installatie van de leidingen
18.3.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
96
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn aangesloten, ingeschakeld
zijn.
OPMERKING
Stel instelling [2‑21] pas in nadat de buitenunit volledig geïnitialiseerd is.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪
De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪
Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen door middel van
vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding),
moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is
verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor
dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te
voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan
(behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Zie
"18.3.3 Koelmiddelleiding controleren:
over de stand van de kleppen.
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters
voor een grotere efficiëntie (zie
4
Opstelling" [
97]).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische
klep die tot een meterdruk van – 1 00,7 kPa (− 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut) kan
evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de
pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht NIET met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te
pompen.
4
Opstelling" [
97] voor meer informatie
"18.3.3 Koelmiddelleiding controleren:
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1B – 2021.02