21
|
Inbedrijfstelling
21.4 Over proefdraaien
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
150
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde
beveiligingen van het in het hoofdstuk
vermelde type en grootte zijn. Controleer of er geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de
elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte
leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele
koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het
lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de
koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren.
Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET belemmerd is door papier, karton
of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label
"Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het bovenste voorpaneel
overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
OPMERKING
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode
aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of
kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige
systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪
Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met binnenunits).
▪
Controle of de afsluiters openen.
▪
Bepaling van de leidinglengte.
De controles van de leidinglengte en van de toestand van het koelmiddel worden
niet uitgevoerd wanneer het systeem Hydrobox-units bevat.
▪
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk worden
gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale
regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie
"19.1.6 Vereisten voor
beveiligingen" [
VRV IV+ warmteterugwinning
4
117]
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
4P561154-1B – 2021.02