De functies
Via de functies hebt u toegang tot een hele reeks gedetailleerde instrumentparameters
voor het stemmen, het instellen van het splitpunt en het aanpassen van de voices en
effecten. Bekijk de lijst met functies op de tegenoverliggende pagina.
Als u een functie hebt gevonden die u wilt instellen, selecteert u de displaynaam van
de functie (rechts van de functienaam in de lijst) en past u de functie aan.
Functies selecteren en instellen
1
Zoek de functie die u wilt instellen in de
lijst die begint op de pagina's 74,75.
2
Druk op de knop [FUNCTION].
StyleVol
100
3
Selecteer een functie.
Druk net zo vaak op de knoppen CATEGORY [
en [
] knoppen totdat de naam van de functie in de
display verschijnt.
Transpos
]
De geselecteerde functie.
00
4
Gebruik de draaiknop, de knoppen [+] en [-]
of de nummerknoppen [0]–[9] om de
geselecteerde functie naar wens in te
stellen.
In sommige gevallen wordt met de knop [+] de
uitvoering van de geselecteerde functie gestart. Met
de knop [-] wordt de selectie ongedaan gemaakt.
• De waarde
Druk er gelijktijdig
met 1
op om de
verlagen.
standaardinstelling
• NO
terug te halen.
Sommige functie-instellingen worden in het geheugen
opgeslagen zodra ze gewijzigd zijn. Raadpleeg 'De back-
upparameters' op pagina 50 voor informatie over de
functie-instellingen die op het instrument worden
opgeslagen.
Als u de standaardinstellingen voor alle initiële factoren
wilt herstellen, voert u de procedure Back-up wissen uit
die is beschreven in de sectie Initialisatie op pagina 50.
Rechtstreekse
numerieke
invoer.
• De waarde
met 1
verhogen.
• YES
73
Gebruikershandleiding