Tabel 8-12
De printer staat aan maar er wordt niets afgedrukt (vervolg)
Oorzaak en oplossing
Oorzaak
In uw programma of printerstuurprogramma is niet het juiste
printerstuurprogramma geselecteerd.
De printer is niet goed geconfigureerd.
De computerpoort is niet geconfigureerd of werkt niet goed.
De printer heeft een verkeerde naam gekregen voor het
netwerk of voor een Macintosh-computer.
De printer ontvangt geen gegevens
Tabel 8-13
Printer is ingeschakeld, maar ontvangt geen gegevens
Oorzaak en oplossing
Oorzaak
De KLAAR-indicator van de printer brandt niet.
De bovenklep is niet goed gesloten.
Een ander printerbericht dan KLAAR verschijnt op het
bedieningspaneel van de printer.
De interfacekabel is niet juist voor deze configuratie.
De interfacekabel is niet stevig aangesloten op de printer en
de computer.
De printer is niet juist geconfigureerd.
De interfaceconfiguraties op de configuratiepagina van de
printer komen niet overeen met de configuraties van de
hostcomputer.
De computer werkt niet naar behoren.
De computerpoort waarop de printer is aangesloten, is niet
geconfigureerd of werkt niet goed.
De printer heeft een verkeerde naam gekregen voor het
netwerk of voor een Macintosh-computer.
NLWW
Oplossing
Selecteer in het programma of in het printerstuurprogramma
voor deze printer het stuurprogramma voor PostScript-
emulatie. Zie
Printerdrivers
computers
voor meer informatie.
Zie
Configuratie-instellingen van het bedieningspaneel
wijzigen.
Sluit een ander randapparaat aan op deze poort om te
controleren of de poort goed werkt.
Gebruik het juiste hulpprogramma om de printer te benoemen
op het netwerk. Voor Macintosh OS 9.x-computers selecteert
u de printer vanuit de Kiezer. Voor Macintosh OS 10.2 en later
opent u de toepassing Afdrukbeheer, selecteert u het
verbindingstype en selecteert u vervolgens de printer.
Oplossing
Druk op
Stop
om de printer naar de status KLAAR te laten
terugkeren.
Sluit de bovenklep stevig.
Zie
Berichten van het
Selecteer de juiste interfacekabel voor deze configuratie. Zie
Parallelle
configuratie,
configuratie
voor meer informatie.
Maak de interfacekabel los en sluit deze weer aan. Bij een
JetDirect-netwerkverbinding controleert u of het
verbindingslampje brandt. Het verbindingslampje geeft aan
dat een werkende netwerkverbinding tot stand is gebracht.
Zie
Configuratie-instellingen van het bedieningspaneel
wijzigen
voor configuratie-informatie.
Configureer de printer zodanig dat deze overeenkomt met de
configuratie van de computer.
Gebruik een programma waarvan u weet dat het werkt om de
computer te controleren of ga naar DOS en typ Dir>Prn achter
de DOS-prompt.
Sluit een ander randapparaat aan op deze poort om te
controleren of de poort goed werkt.
Gebruik het juiste hulpprogramma om de printer te benoemen
op het netwerk. Voor Macintosh OS 9.x-computers selecteert
u de printer vanuit de Kiezer. Voor Macintosh OS 10.2 en later
Problemen met de manier waarop de printer reageert
of
Printerdrivers voor Macintosh-
bedieningspaneel.
HP Jetdirect-printservers
of
USB-
251