Afdruktaken beheren
Als u het besturingssysteem Microsoft Windows gebruikt en een taak wilt afdrukken, wordt door drie
instellingen bepaald waar het printerstuurprogramma probeert papier op te nemen. De instellingen voor
Bron, Soort en Formaat worden in de meeste programma's weergegeven in het dialoogvenster
Pagina-instelling, Afdrukken of Afdrukeigenschappen. Als u deze instellingen niet verandert,
selecteert de printer automatisch een lade op basis van de standaardinstellingen.
Bron
Afdrukken volgens Bron houdt in dat u een specifieke lade kiest waaruit de printer het papier moet
opnemen. De printer probeert uit de opgegeven lade af te drukken, ongeacht het soort en het formaat
van het afdrukmateriaal in de lade. Als u een lade kiest die is geconfigureerd voor een soort of formaat
dat niet met de afdruktaak overeenkomt, drukt de printer niet automatisch af. In plaats daarvan zal de
printer wachten tot u in de opgegeven lade papier van het juiste soort en het juiste formaat voor de
afdruktaak plaatst. Nadat u dit hebt gedaan hebt, begint de printer met afdrukken. Als u op
worden er opties weergegeven waarmee u het afdrukken uit een andere lade kunt instellen.
Soort en formaat
Afdrukken op Type of Formaat betekent dat u wilt dat de printer het papier of afdrukmateriaal
automatisch uit de lade haalt waarin zich het afdrukmateriaal van het juiste type en formaat bevindt.
Selectie van afdrukmateriaal volgens soort in plaats van bron is vergelijkbaar met het vergrendelen van
laden en zorgt dat speciaal afdrukmateriaal niet per ongeluk gebruikt wordt. Als een lade bijvoorbeeld
voor briefhoofdpapier geconfigureerd is en u in het printerstuurprogramma opgeeft dat u op normaal
papier wilt afdrukken, wordt door de printer geen papier uit de lade met briefhoofdpapier opgenomen.
In plaats daarvan wordt papier opgenomen uit een lade die normaal papier bevat en die via het
bedieningspaneel voor normaal papier geconfigureerd is. Selectie van afdrukmateriaal op Type en
Formaat leidt tot aanmerkelijk verbeterde afdrukkwaliteit voor zwaar papier, glanzend papier en
transparanten. Gebruik van de onjuiste instelling kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit. Druk altijd
af op Type bij gebruik van speciaal afdrukmateriaal, zoals etiketten of zwaar papier. Druk enveloppen,
indien mogelijk, af op Formaat.
●
Als u wilt afdrukken op Type of Formaat, selecteert u het gewenste soort of formaat in het
dialoogvenster Pagina-instelling, het dialoogvenster Afdrukken of het dialoogvenster
Afdrukeigenschappen, afhankelijk van het programma.
●
Als u vaak op een bepaald soort of een bepaald formaat afdrukmateriaal afdrukt, kunt u (voor een
lokale printer) of kan de netwerkbeheerder (voor een netwerkprinter) een lade voor het betreffende
soort of het betreffende formaat papier configureren. Als u daarna dat soort of dat formaat kiest
als afdruktaak, zal de printer afdrukmateriaal opnemen uit de lade die voor het betreffende soort
of het betreffende formaat is geconfigureerd.
Prioriteiten van afdrukinstellingen
Veranderingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, krijgen als volgt voorrang afhankelijk van waar
de wijzigingen zijn gemaakt:
96
Hoofdstuk 4
Afdruktaken
drukt,
NLWW