Aanvullende info over de stappen
Opmerking
Voor de dichtheidscontrole uitsluitend
geschikte en toegestane lekzoekmidde-
len (EN 14291) en apparatuur gebrui-
ken. Lekzoekmiddelen die ongeschikte
stoffen bevatten (bijv. nitriet en sulfide),
kunnen leiden tot materiaalschade.
Kwaliteit van de verbranding controleren
De elektronische verbrandingsregeling
zorgt automatisch voor een optimale ver-
brandingskwaliteit. Bij de eerste inbe-
drijfstelling of het onderhoud moeten de
verbrandingswaarden worden gecontro-
leerd. Daartoe het CO-gehalte en CO
of O
-gehalte meten. Functiebeschrij-
2
ving van de elektronische verbrandings-
regeling, zie pagina 165.
Opmerking
Toestel met onbelaste verbrandings-
lucht gebruiken om bedrijfsstoringen en
schade te vermijden.
CO-gehalte
■ Het CO-gehalte moet bij alle gastypen
< 1000 ppm zijn.
CO
of O
-gehalte
2
2
■ Het CO
-gehalte moet bij het laagste
2
en hoogste vermogen steeds in de vol-
gende bereiken liggen:
– 7,5 tot 9,5% bij aardgas E en LL
– 8,8 tot 11,1% bij propaan P
■ Het O
-gehalte moet bij alle gastypes
2
in het bereik van 4,0 tot 7,6% liggen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
(vervolg)
Achtergebleven lekzoekmiddelen na de
controle verwijderen.
Als de gemeten CO
ten het desbetreffende bereik ligt als
volgt te werk gaan:
■ Dichtheidscontrole concentrisch sys-
teem uitvoeren, zie pagina 48.
-
■ Ionisatie-elektrode en aansluitleiding
2
controleren, zie pagina 51.
Opmerking
De verbrandingsregeling verricht bij de
inbedrijfstelling een automatische kali-
bratie. De emissiemeting pas circa 30 s
na de branderstart uitvoeren.
A
1. Rookgasanalyseapparaat op de
rookgasopening A aan het ketel-
aansluitstuk aansluiten.
2. Gasafsluitkraan openen, CV-ketel in
bedrijf stellen en warmteaanvraag
genereren.
- of O
-waarde bui-
2
2
55