Functiebeschrijving
Regeling voor verhoogde werking
s
Verwarming
Bij vraag van de kamerthermostaat
wordt in het werkingsprogramma Ver-
warmen en warmwater "G" de
gewenste ketelwatertemperatuur aan-
gehouden.
Als er geen warmteaanvraag is, wordt de
ketelwatertemperatuur op de opgege-
ven vorstbeschermingstemperatuur
gehouden.
Opwarmen van de laadboiler vanuit koude toestand
Als de door de boilertemperatuursensor
vastgestelde temperatuur lager is dan de
opgegeven gewenste waarde, wordt de
CV-circulatiepomp ingeschakeld en de
3-weg-omschakelklep omgeschakeld.
■ Bij ketelwatertemperatuur ≥ gewenste
warmwatertemperatuur wordt de boi-
lerlaadpomp ingeschakeld.
■ Bij ketelwatertemperatuur ≤ gewenste
warmwatertemperatuur wordt de
brander ingeschakeld en na het berei-
ken van de benodigde ketelwatertem-
peratuur de boilerlaadpomp ingescha-
keld.
146
°C
4 8
A
De ketelwatertemperatuur wordt door de
elektronische thermostaat in het bran-
derbesturingsapparaat begrensd.
Instelbereik van de aanvoertempera-
tuur: 20 tot 74 °C.
De laadboiler wordt tot de ingestelde
gewenste warmwatertemperatuur opge-
warmd. Het opwarmen wordt beëindigd
als op de boilertemperatuursensor de
ingegeven temperatuur is bereikt.
De boilerlaadpomp en de 3-weg-
omschakelklep blijven na beëindigen
van het laden nog 30 s ingeschakeld.