• een gelijkstroomaansluiting
• twee aansluitingen voor de koppelingseenheid (een voor elektrische aansluiting, een voor
optische aansluiting)
• een LAN-poort
• een COM-poort
• vier poorten met ingangen/uitgangen voor interfacekabels voor druk (zie
3.2 Interfacekabels katheterisatiekamer
OpSens kan interfacekabels leveren waarmee het OptoMonitor 3-systeem op het
hemodynamische systeem van de katheterisatiekamer kan worden aangesloten. Deze kabels zijn
dan aangepast aan de specifieke soorten bewakingsapparatuur in uw katheterisatiekamer.
3.2.1 AUX In (AUX-interfacekabel)
Verplicht, tenzij gebruikgemaakt wordt van een Ao-interfacekabel voor de aortadruk-omvormer
(zie 3.2.2). Voorziet de optische module van Pa-metingen die afkomstig zijn uit het
hemodynamische systeem van de katheterisatiekamer. Het kabelmodel hangt af van het huidige
hemodynamische systeem van uw katheterisatiekamer.
3.2.2 Aortic In (interfacekabel aortadruk-omvormer, Ao)
Verplicht, tenzij gebruik gemaakt wordt van een Aux-interfacekabel (zie 3.2.1). Voorziet de
optische module van Pa-metingen die direct afkomstig zijn van de aortadruk-omvormer,
waarmee de OptoMonitor 3 een meer zelfstandig werkend apparaat wordt. Het kabelmodel
hangt af van uw aortadruk-omvormersysteem.
3.2.3 Aortic Out (drukuitgangsinterfacekabel)
Verplicht bij gebruik van de kabel voor de aortadruk-omvormer (Ao) (zie 3.2.2), anders optioneel.
Stuurt Pa-metingen naar het hemodynamische systeem van uw katheterisatiekamer. Het
kabelmodel hangt af van het huidige hemodynamische systeem van uw katheterisatiekamer.
3.2.4 Distal Out (drukuitgangsinterfacekabel)
Optioneel. Verstuurt Pd-metingen die afkomstig zijn van de OptoWire™ naar het
hemodynamische systeem van de katheterisatiekamer. Het kabelmodel hangt af van het huidige
hemodynamische systeem van uw katheterisatiekamer.
LBL-2008-41-v8_nl OptoMonitor 3 Gebruiksaanwijzing versie 2023-04
3.2
)
33 |
pagina