18 Kalibreren van de Pa-ingang met de OptoMonitor 3 en de
aortadruk-omvormer
Zoals nodig de versterking (gain) van ingang van de aortadruk-omvormer worden aangepast.
19 Kalibreren Pd-uitgang
De Pd-uitgang wordt gekalibreerd terwijl het systeem in de definitieve configuratie is aangesloten. Dat
wil zeggen: de Pd-uitgang van de OptoMonitor 3 is aangesloten op de ingang van het beoogde
hemodynamische systeem.
Kabelaansluiting
•
Sluit de Pd-uitgang aan op de beoogde Hemo-ingang (bijv. BP2).
•
Sluit de Pa-ingangskabel aan op de Hemo-uitgang met een hoog vermogen. Het hoge
uitgangsvermogen voor Hemo is 100 mmHg/V.
1. Ga naar het onderhoudsscherm via het scherm INSTELLINGEN. Druk op de knop
'Input/Output Calibration', de knop in het midden van de bovenste rij van het scherm.
Controleer of 'Pa Source' is ingesteld op 'Aux'.
2. Controleer in het vak 'Pd Out' of 'Output (mmHg)' op '0' staat, de compensatie op '0' en
de versterking op '1,00'.
3. Voer een nulstelling van de Pa-ingang van de katheterisatiekamer uit.
4. Controleer meting die wordt weergegeven. Controleer dat er bij Pa een nul staat (met een
afwijking van max. ±1 mmHg). Zo niet, pas dan de compensatiewaarden in het vak 'Pd
Out' aan tot dit wel het geval is.
5. Zet vervolgens in het vak 'Pd Out' de waarde 'Output (mmHg)' op '200'.
6. Controleer of de Pa-meting van de katheterisatiekamer niet meer dan ±1 mmHg afwijkt
van 200 mmHg. Zo niet, pas dan de versterkingswaarde voor 'Pd Out' aan tot de meting
van de katheterisatiekamer wel maximaal ±1 mmHg afwijkt van de 200 mmHg.
7. Het kalibreren is afgerond. Leg de eventuele compensatie-/versterkingswaarden vast in
bijlage B.
LBL-2008-41-v8_nl OptoMonitor 3 Gebruiksaanwijzing versie 2023-04
130 |
pagina