3
Veiligheid
3.12
Bij het werken op een schuine ondergrond bestaat het gevaar op kantelen.
Er bestaat met name gevaar bij werkzaamheden (graven en optillen) op zachte
ondergronden.
Bij hellingen vanaf 10° (17,6%) is extra voorzichtigheid geboden.
Wanneer er met één zijde over een obstakel gereden wordt, verhoogt het kan-
telgevaar.
Maximale hel-
ling
Tab. 3-2 Maximale helling tijdens het werk
3.13
De rijbanen moeten zodanig aangelegd zijn, dat er vlot en veilig gewerkt kan
worden. Dat wil zeggen dat ze breed genoeg moeten zijn, met een zo klein mo-
gelijke helling en op een stabiele ondergrond aangelegd moeten zijn.
Bij rijbanen moeten afdalingen zodanig aangelegd zijn, dat de machine veilig af-
geremd kan worden.
36 / 334
50
Stabiliteit op schuine ondergrond
Tijdstip
tijdens het werk
Test vóór de aanvang van de werkzaamheden de stabiliteit van de machine.
Raadpleeg de stabiliteitsopgaven. De stabiliteitsopgaven hebben betrekking
op een vlakke, vaste en gelijkmatige ondergrond.
Alle stabiliteitsberekeningen moeten bij een op een gelijkmatige en vaste on-
dergrond, horizontaal neergezette machine geschieden. Als de machine in
de loop van de werkzaamheden onder omstandigheden gebruikt wordt die
niet aan deze eis voldoen (bijv. losse en ongelijke ondergrond, geen horizon-
tale positie, zijdelingse belasting, enz.), moeten deze omstandigheden door
de bestuurder in acht genomen worden.
Overschrijd nooit de maximaal toegelaten hellingshoek van de machine.
Beveilig de machine tegen wegrollen of wegglijden.
Begin de werkzaamheden op een laag tempo.
Rijden
Stel vóór de inbedrijfstelling van de machine de bestuurdersstoel, de spie-
gels en de bedieningselementen zodanig in, dat er veilig met de machine ge-
werkt kan worden.
Doe altijd de veiligheidsgordel om.
Houd de ruiten schoon en ijsvrij.
Houd de bestuurdersdeur gesloten.
Combinatieritten, d.w.z. tegelijkertijd rijden en heffen, zijn niet toegestaan.
Stand van de
machine
Dwars
TL80
Maximaal toegestane
hellingshoek
10 °
03_Sicherheit_nl.fm - 1.0 - 4.3.20