7
Bediening
Verwarming, ventilatie en airconditioninginstallatie
Verwarming instellen
Afbeelding7-6 Bediening verwarming
1
2
3
De ventilator van de op het koelvloeistofcircuit aangesloten verwarming (optie:
airconditioning) kan zowel verse lucht toevoeren als lucht circuleren.
246 / 334
28
Aanwijzing
De verwarming en de airconditioninginstallatie werken alleen wanneer de
aandrijfmotor draait.
3
2
Aanzuigmondstuk circulatielucht
Schuifregelaar verwarming/airconditioning
Uitstroomopening
Schakel de ventilator op de gewenste stand via het bedieningspaneel.
Zie hoofdstuk 5.3.3 "Bedieningspaneel", (zie pagina 78).
Open het mondstuk circulatielucht (1) voor de luchtcirculatie.
Open de uitstroomopeningen (3) voor zover nodig.
De luchtverdeling gebeurt door het verstellen van de uitstroomopeningen.
Aanwijzing
Aanwijzing voor het bereiken van een goede koelprestatie:
Open na het inschakelen van de airconditioning het raam gedurende 2
3 minuten, om de hete lucht (stuwwarmte) te laten ontsnappen.
Houd ramen en deuren gesloten.
Wij raden aan de temperatuur in de cabine max. 6 tot 8 °C onder de bui-
tentemperatuur af te koelen.
20
30
15
20
15
1
1
10
5
5
30
O
C
H
E
F
OK
TL80
1
‒
07_Bedienung_nl.fm - 1.0 - 4.3.20