6
Onderhoud
Verlichtings- en waarschuwingssystemen controleren
Verlichtingssy-
stemen
Controlelampen
Waarschu-
wingssystemen
232 / 334
23
Aanwijzing
Defecte verlichtings- en waarschuwingssystemen dienen onmiddel-
lijk gerepareerd/vervangen te worden.
Schakel de werkverlichting op het bedieningspaneel in en controleer de wer-
king.
Schakel de verlichting in via de stuurkolomschakelaar en controleer de wer-
king.
Schakel de waarschuwingsknipperlichten in en controleer de werking.
Schakel het contact uit alvorens defecte lampen te vervangen.
Controleer de werking van de controlelampen op de bedieningsconsole door
het contact in te schakelen.
Voer een verlichtingstest uit.
Controleer het waarschuwingssysteem voor overbelasting optisch en akoes-
tisch (optie).
Zie hoofdstuk "Waarschuwingssysteem voor overbelasting controleren (op-
tie)", (zie pagina 274).
Bedien de claxon en controleer zijn werking.
Schakel de zwaailichten op het bedieningspaneel in en controleer de werking
(optie).
Controleer de markeringen op volledigheid en toestand.
Rij achteruit. Het achteruitrijsignaal moet weerklinken (optie).
TL80
06_Wartung und Pflege_nl.fm - V1.0 - 4.3.20