Veiligheid
Het is verboden voor personen om op de legautomaat te rijden (door van buitenaf aan te hangen)!
Gevaar voor ongelukken/levensgevaar!
•
Open nooit de motorkap terwijl de motor draait. Houd de motorkap altijd gesloten vanwege de
kans op letsel en geluidsisolatie.
•
Het is in het algemeen verboden voor personen om zich tijdens de installatiewerkzaamheden in
het werk- en bewegingsbereik van de installatiemachine te bevinden.
Er moet een minimale veiligheidsafstand van 1,5 m tussen de persoon en de machine in acht
worden genomen!
Uitzondering: Het is essentieel vanwege de aard van de toepassing van het apparaat, bijvoorbeeld
door een apparaat handmatig aan de handgrepen te geleiden.
•
In het algemeen is het verboden om onder een zwevende last te blijven!
•
Het is ten strengste verboden om in de stuur- en knikzone van de machine te blijven! Gevaar voor
beknelling van de voeten/pootjes tussen de voorwielen en het chassis.
•
De bestuurder mag de bedieningspost niet verlaten zolang de uitrustingsstukken van de
legmachine belast zijn met legmateriaal en de motor in bedrijf is.
•
Laat nooit het ventiel (joystick) voor de bediening van de aanbouwdelen, het bedieningspedaal
voor vooruit- en achteruitrijden of het bedieningspedaal voor het op en neer bewegen van de
terugslag van de giek in werking treden!
Anders ontstaan er drukpieken in de stroom- en retourleidingen! Het legmateriaal kan vallen en de
hydraulische motoren kunnen beschadigd raken!
2.10.4
evenwichtigheid
Gevaar voor omvallen!
Rij alleen op loopsnelheid en met neergelaten giek (met en zonder last) als het volgende geldt:
•
Geen aanbouwdeel (bijv. HVZ-UNI) op de giek gemonteerd.
•
bochtenwerk
•
Rijden in onverhard en ongelijk terrein
•
Terrein met helling
•
Machinehelling van meer dan 10° (~ 18 %)
Sneller rijden dan de toegestane stapsnelheid als het volgende van toepassing is:
•
Rij rechtdoor (met en zonder bevestigingen en steenlaag).
•
Rijden in verhard en vlak terrein
Controleer het terrein vooraf op voldoende oppervlaktegesteldheid (zoals grote gaten of brosse grond).
Bij gebruik van de legmachine op daken, parkeerdekken of andere zachte ondergronden moet vooraf het
draagvermogen van de ondergrond worden gecontroleerd.
Bij ongelukken of bij het kantelen van de legmachine moeten de dragende onderdelen vóór de
herinbedrijfname van de machine door een gespecialiseerde werkplaats worden gecontroleerd.
51500020 / 51500023
V5
12 / 37
NL