Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Omzetting op aardgas K
Omstellen bij nominaal vermogen
F
C
D
E
A
B
Afb. 4
01. Gasafsluitkraan sluiten.
02. Installatieschakelaar aan de bedieningseenheid
van de regeling uitschakelen.
03. Hoofdschakelaar (buiten de installatieruimte) of
netspanning uitschakelen en tegen opnieuw
inschakelen beveiligen.
04. Schroefverbinding
A
05. Gascombiregelaar
B
en stuurleiding verwijderen.
14
(vervolg)
87 kW
≤
losdraaien.
van de flens
losmaken
C
06. Diafragma
met O-ring
D
ren.
07. Gascombiregelaar met O-ring
bevestigen en stuurleiding op de deellastregelaar
monteren.
Diafragma
D
wordt niet meer ingebouwd.
08. Schroefverbinding
A
09. Indien voor de ingestelde gassoort voorhanden:
Meegeleverde sticker ""Ingesteld op ...""
de aanwezige sticker plakken.
10. Stuurleidingen controleren:
Aansluiting en knikvrije plaatsing
■
Bevestiging en vastzitten van de bevestigings-
■
klemmen
11. Installatieschakelaar aan de bedieningseenheid
van de regeling inschakelen. Brander in werking
nemen.
12. Gasdichtheid controleren.
Gevaar
Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar.
Dichtheid van de gasvoerende componen-
ten controleren.
!
Opgelet
Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot
storingen.
Lekzoekspray mag niet met elektrische con-
tacten in aanraking komen.
uit flens
verwijde-
E
C
aan flens
E
C
vastdraaien.
F
over