Motor-Membraandoseerpompen MEMDOS LP
2. Plaats een voor de te doseren vloeistof geschikte afdichting tussen
aansluiting (4) en ventiel.
3. Schuif de wartelmoer (2) en de snijring (3) over de slang.
4. Druk het einde van de slang op de slangtule van het aansluitdeel. Dit
kan gemakkelijker gemaakt worden wanneer het slangeinde aan de
binnenkant bevochtigd wordt of de slangtule ter hoogte van het coni-
sche deel van een neutraal smeermiddel voorzien wordt. De slang zal
tot minstens twee derde op de slangtule geschoven moeten worden.
5. Schuif de snijring over de slang tot in het bereik van het conische
deel van de aansluiting.
6. Schroef nu de wartelmoer vast op het ventiel van de doseerpomp.
Slangklemaansluiting vastgezet.
ü
8.5.2 Lijmverbinding vastzetten
a
b
Afb. 11: Lijmaansluiting
Voer de volgende stappen uit:
1. Zaag de PVC-buis op lengte af.
2. Schuif de wartelmoer (1) over de buis.
3. Verlijm de lijmsok (2) met de buis (let op de fabrikant gegevens van
de lijm).
4. Schroef nu de wartelmoer vast op het ventiel van de doseerpomp.
Gebruik een voor de te doseren vloeistof geschikte afdichting.
Lijmverbinding aangesloten.
ü
8.5.3 Draadaansluiting bevestigen
a
b
Afb. 12: Draadaansluiting
Voer de volgende stappen uit:
1. Zaag de buis op lengte af.
2. Snij het draad (2) op het buiseinde.
3. Schuif de wartelmoer (1) over de buis.
4. Dicht de draad af. Let op de bestendigheid bij de keuze van de af-
dichting (materiaal, temperatuur, druk).
© Lutz-Jesco GmbH 2023
Technische wijzigingen voorbehouden.
230404
5. Schroef nu de wartelmoer vast op het ventiel van de doseerpomp.
Gebruik een voor de te doseren vloeistof geschikte afdichting.
Draadaansluiting aangesloten.
ü
i
Onder normale omstandigheden is het toereikend om de vloei-
stofzijdige aansluitingen handvast aan te draaien. Door het
zetten van het materiaal kan de voorspanning van de schroef-
verbinding toch nog veranderen. Hierom zal de aansluiting
voor ingebruikname nogmaals aangedraaid moeten worden.
8.6 Vloeistofzijdige toebehoren
Het volgende hoofdstuk verschaft een overzicht van de installatiemoge-
lijkheden.
Let er op dat deze gebruikershandleiding geen vervanging is voor de bij
de toebehoren meegeleverde handleidingen. Voor aanwijzingen betref-
fende de veiligheid en de exacte montage gelden de overeenkomstige
product begeleidende documenten.
8.6.1 Injectiestuk
Wanneer de persleiding naar een hoofdleiding voert, kan het beste een
injectiestuk toepast worden.
Injectiestukken vervullen een wezenlijke functie:
Doseren van het medium in de hoofdleiding
n
Verhinderen van terugstroming in de persleiding door een terugslag-
n
ventiel
Aanwijzing voor montage:
Injectiestukken in dubbelkogel-uitvoeringen moeten loodrecht van
n
onder in de hoofdleiding ingebouwd worden. Slaginjectiestukken en
veerbelaste injectiestukken zijn naar keuze in te bouwen.
Bij doseervloeistoffen welke neigen naar kristalvorming is het raad-
n
zaam om deze van onder in de hoofdleiding te monteren. Daardoor
wordt verhindert dat er lucht/gasbellen ingesloten worden.
Vele vloeistoffen neigen ertoe om de injectiestukken te verontreinigen
n
waardoor verstoppingen kunnen ontstaan. In zulke gevallen is het aan
te bevelen om een injectiestuk te kiezen welke eenvoudig uitgebouwd
en afgesloten kan worden.
8.6.2 Overstortventiel
Overstortventielen vervullen een belangrijke veiligheidsfunctie voor be-
scherming van de doseerpomp en de bijbehorende leidingen en armatu-
ren. De doseerpomp kan een veelvoud van de normaaldruk opleveren.
Door een geblokkeerde persleiding kan het tot uittreding van te doseren
vloeistof leiden.
Ontoelaatbare hoge druk kan ontstaan wanneer:
Afsluiters ondanks lopende doseerpomp gesloten worden
n
Leidingen verstoppen
n
Een overstortventiel opent een by-pass-leiding bij overeenkomstige druk
en beschermt de installatie zo voor schade door te hoge druk.
Aanwijzing voor montage:
De retourleiding van de te doseren vloeistof moet terug naar de do-
n
seertank resp. naar een opvangbak gevoerd worden.
BA-10417-05-V15
Bedieningsvoorschrift
Vloeistofzijdig installeren
19
Vloeistofzijdige toebehoren